Bach, C.P.E.: Sonates voor traverso en b.c. in G Wq. 123, H. 550, in e Wq. 124, H. 551, in Bes Wq. 125, H. 552, in D Wq. 126, H. 553, in G Wq. 127, H. 554, in a Wq. 128, H. 556, in D Wq. 129, H. 556, in Bes Wq. 130, H. 560, Solosonate in a Wq. 132, H. 562, in G Wq. 133, H. 564, in G Wq. 134, H. 548; Sonates voor klavier en traverso in D W. 83, H. 505, in E Wq. 84, H. 506, in G Wq. 85, H. 508, in G Wq. 86, H. 509 en in C Wq. 87, H. 515. Dorothea Seel en Christoph Hammer. Hännsler 98.057 (2 cd’s, 1u. 24’41”). 2015
Van de rijke oogst aan fluitsonates die de tweede zoon van Bach schreef, ontstonden de meeste in zijn Berlijnse tijd aan het hof van de zelf fluitspelende Frederik de Grote, die ze volgens hem niet goed kon spelen en zich liever bezig hield met vergelijkbare werken van Quantz. Of hij verder iets van Bachs sonates heeft gespeeld, is onbekend. De Wq. nummering is in zoverre wat bedrieglijk, dat de de sonate in g Wq. 134 de eerste uit rond 1735 is en die G Wq. 134 de laatste uit 1786. Wat dat betreft is de H. nummering nauwkeuriger. Behalve de solosonate in a Wq. 132 werd geen van deze voor huiselijk gebruik bestemde sonates tijdens het leven van Bach jr. gepubliceerd, maar gelukkig leefden ze langer voort in manuscriptvorm. Er is wel verondersteld dat de sonates BWV 1020 en 1031 van Bach sr. in feite van Cart Philipp Emanuel zijn.
Er is niets waterigs aan de klank van de kopie van een Jacob Denner traverso uit ca. 1720 van Rudolf Tutz die Dorothea Seel hier vaardig en stijlvol bespeelt. Ze blijkt een virtuoze en gevoelige exponent van dit dankbaar mooie repertoire dat ze in heel goede samenwerking met Christoph Hammer op een Silbermann (1749) kopie van Kerstin Schwarz voorbeeldig uitvoert. Het is goed dat dit repertoiresegment nu geheel bijeen is gebracht. Vooral mogen we dankbaar zijn voor onbekendere werken als de werken in a Wq. 123 en in Bes Wq. 125 en 130. Jammer hooguit dat op de tweede cd waar nog wat ruimte over is na 68’31” niet nog wat van de twee- en driestemmige korte stukken voor 2 fluiten zijn meegenomen. Maar ja, waar vind je zo gauw een fluitiste van het kaliber van Dorothea Seel?
Er is een mooie, bescheidener opname met elf van deze sonates met Konrad Hünteler, Anner Bijlsma (vc) en Jacques Ogg (hammerflügel), (MDG MDG 311.0284-2, 2 cd’s) die de continuokant met een barokcello wat meer gewicht verleent. Ook Barthold Kuijken en Bob van Asperen namen een tiental van deze sonates op (Sony S2K 53964).
Wie deze uitgave bevalt, moet zeker ook de Fluitsonates van Händel met Dorothea Seel en Luca Guglielmi uit 2009 (Hännsler HC 16005) eens beluisteren.