Bach, J.S.: Matthäus Passion BWV 244. James Gilchrist (t., evangelist), Stephen Loges (bs, Jezus), Hannah Morrison (s), Zoë Brookshaw (s), Charlotte Ashley (s), Reginald Mobley (altus), Eleanor Minney (alt), Hugo Hymas (t), Ashley Riches (bs), Alex Ashworth (bs), Jonathan Sells (bs) met het Trinity jongenskoor, het Monteverdi koor en de English Baroque Soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. SDG 725 (2 cd’s, 2u. 41’04”). 2016
In de negentiende eeuw werd de Matthäus Passion ‘de grote passie’ genoemd. Waar de Johannes Passion van drie jaar eerder beknopter, intiemer en gewelddadiger is, is de Mathäus epischer, een meditatie over sterfelijkheid, verdriet en verlossing.
Bach gebruikt de twee strijdige evangeliën over Christus’ dood om elkaar in strekking en genialiteit aanvullende muzikale verhalen te scheppen. Bach en zijn librettist Picander volgen Matthäus in diens weergave van de gevarieerde menselijke wederwaardigheden in het lijdensverhaal met een weliswaar in de historiserende uitvoeringspraktijk kleiner geworden, maar nog steeds aanzienlijk ensemble in steeds wisselende combinaties van kleur en kracht: twee koren en twee orkesten, waarbij solisten uit beide koren naar voren komen om momenten als de loochening door Petrus aan scherp onderzoek te onderwerpen. Naast de rollen van evangelist en Christus kroont een derde koor van hoge jongensstemmen de pilaren van het eerste deel. ‘Er bestaat niets vergelijkbaars in de muziek’, zei Leonard Bernstein over het beginkoor met zijn rouwklacht in e-klein die als een grote klok van koor naar koor zwaait.
In de Vergelijkende Discografie bleek dat het monumentale aspect niet afhankelijk is van de grootte van het ensemble, maar van frisse koorzang, karaktervolle solisten die bereid zijn om zich door Bachs retoriek te laten leiden, hun dirigent waardig in het bepalen van het juiste tempo in de mix van reflectie en vertelling.
Dat lukte in die Vergelijking Gardiner (Archiv 427.648-2, toen nog op 3 cd’s) in 1988 als een der besten. 26 maart 2016 stelde de dirigent de Matthäus in het Londense Barbican Centre opnieuw aan de orde en daaraan danken we deze nieuwe opname van hem.
Het moeten een bijzondere gelegenheid zijn geweest, blijkt uit verslagen. Het Monteverdi koor zong uit het hoofd, het grote getal solisten –negen – zong met het koor mee en Mark Padmore die als evangelist haast overdreven een onaangedane verteller was, maar vervulde zijn rol helder, haast onaards wijs en Stephen Loges (Christus) deden dat in beide slotkoren. Loges is eerder melancholiek en menselijk dan goddelijk. Zijn dictie had wat duidelijker mogen zijn.
Alex Ashworth is een heftig ontkennende Petrus, Ashley Riches een ernstige hogepriester Caiphas, Jonathan Sells Judas. Tenor Hugo Hymas en alt Clare Wilkinson leverden heel fraaie prestaties aan het begin van deel 2. Hannah Morrison schittert in de sopraanaria’s, met name in ‘Blute nur’ en ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’ met een heel mooie fluit obbligato. De alt Eleanor Minney doet niet voor haar onder in ‘Erbarme Dich’ (dat uw recensent nog altijd het liefst door een vrouw hoort zingen) en altus Reginald Mobley klinkt heel devoot in ‘Buß und Reu’. Jonathan Sells is erg mooi in ‘Mache dich, mein Herze, rein’.
Bij de instrumentale obbligati valt nog de hobobijdrage in ‘Ich will bei meinem Jesu’ positief op.
Het schijnt dat er stevig werd gehoest tijdens de uitvoering, maar dat is aardig weggepoetst.
Wie in Matthäusland Nederland nog geen behoorlijke opname van dit oratorium heeft of naar vervanging zoekt, zou deze Gardiner naast Gardiner 1, Harnoncourt 3 (Teldec 8573-81036-2) en Koopman 2 (Challenge CC 72232/3) kunnen overwegen.