Boulez, Pierre: Hommage à Boulez. Derive nr. 2 1988, 2002; Dialogue de l’ombre double 1985; Mémoriale 1985; Le Marteau sans maître; Anthèmes nr. 2 1991; Messagesquisse 1976. West-Eastern Divan orkest o.l.v. Daniel Barenboim en Pierre Boulez; Jussef Eisa (kl), Hilary Summers (a), Michael Barenboim (v). DG 479.7160 (2 cd’s, 2u. 12’44”). 2012, 2010
DG heeft zich eerder erg ingezet voor Boulez. Denk aan het album met zijn complete werken met IRCAM achtergrond uit 2012 (DG 480.6828, 7 cd’s) dat hier destijds werd besproken. De vooroordelen over zijn muziek die te berekenend, te abstract en te star zou zijn, lijken intussen wat afgezwakt te zijn.
Klein probleem met veel van zijn werken is, dat Boulez er voortdurend aan bleef sleutelen, waarschijnlijk omdat hij als dirigent op mogelijkheden tot verbetering of uitvoeringstechnische problemen stuitte die hem onzeker maakte, zoals hij openhartig vertelt in een interview op cd nr. 13 uit dat grote album.
Van wat hij zelf blijkbaar als zijn meesterwerk beschouwt, La marteau sans maître maakte hij zelf meerdere opnamen. In 1956 met Jeanne Deroubaix (Accord 476.9209), in 1968 met Yvonne Minton (Sony 88750-6190-2), in 1985 met Elsabeth Laurence (Sony SK 42619) en in het complete album dus in 2001 met Hilary Summers.
Boulez’ vroege werken hanteren nog een strikte seriële techniek, maar hij merkte al snel dat hij een vloeiender en dramatischer manier van werken zocht, met als bekendste resultaat deze Marteau sans maître. Het werd een van de klassiekers uit de vorige eeuw, waarover Stravinsky zei: “Een goed geordende partituur… Eerlijk gezegd verkies ik dit werk boven andere dingen van zijn generatie”.
Vanaf de première in 1955 was het werk een succes. Met een alt en een gemengd ensemble van altfluit, altviool. Vibrafoon, marimba en ongestemd slagwerk vermijdt de componist elke suggestie van een baslijn en de caleidoscoop van geluiden lijkt heel on-Europees in de lucht te zweven. Dat gevoel wordt versterkt door de tekst van de surrealistische poëzie van René Char die rijk gestructureerd is, maar een ongrijpbare betekenis heeft.
De relatie tussen Boulez en Barenboim gaat terug tot 1964 en culmineerde in een concert ter gelegenheid van Boulez’ vijfentachtigste verjaardag in 2010 in Berlijn. Bij die gelegenheid gaf de componist dus zijn laatste vertolking van dit werk. De complexheden van het werk lijken gemeengoed voor de goed ingestudeerde leden van het orkest. De grote sprongen en vreemde melismen in de stemlijn hebben zij zich goed eigen gemaakt en de zangpartij wordt wederom goed aangepakt door Hilary Summers.
Ook de overige werken in dit dubbelalbum worden vaak in de nieuwste versie knap aangepakt. Zo is dit een mooi, compact alternatief voor de omvangrijker uitgave.