Bruch: Concert voor 2 piano’s en orkest in as op. 88a; Mendelssohn: Concert voor 2 piano’s en orkest in E. Katia en Mariëlle Labeque met het Philharmonia orkest o.l.v. Semyon Bychkov. Philips 432.095-2 (60’55”). 1990
Bruch: Concert voor 2 piano’s en orkest in as op. 88a; Mozart: Concert voor 2 piano’s en orkest in Es KV 365. Güher en Süher Pekinel met het Philharmonia orkest o.l.v. Neville Marinner. Chandos CHAN 9711 (79’39”). 1998
Het gaat hier om een nauwelijks bekend vierdelig werk van Bruch met de merkwaardige volgorde der delen andante sostenuto, andante con moto – allegro molto vivace, adagio ma non troppo en andante-allegro uit 1912 in de zeldzame toonaard as-klein.
Hij verwerkte er vroeger materiaal in en gaf de Amerikaanse zusjes Rose en Otilllie Sutro die veel indruk op hem hadden gemaakt het alleenrecht op uitvoering nadat ze zelf nog wat wijzingen hadden aangebracht. Later reconstrueerde Martin Berkovsky het origineel dat in 1973 door hem met David Hagan en Lutz Herbig als dirigent in Berlijn werd opgenomen (Turnabout 0012, (2 cd’s, 1992). Later nam hij het werk nog eens op, nu met Nathan Twining en het Londens symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati (Warner 2564-65346-2, 2 cd’s). Er is verder ook nog een uitgave met Joan Yarbrough en Robert Cowan met het Moskou filharmonisch orkest o.l.v. Paul Freeman (Centaur CRC 2227) uit 1994.
Vermeldenswaard is misschien nog dat er ook een zeshandige versie van Wilhelm Brückner-Rüggeberg bestaat.
Maar het is het tweetal hier vermelde opnamen dat de meeste aandacht verdient. Ze doen kwalitatief nauwelijks voor elkaar onder en het is maar welke koppeling men prefereert. Die met het minder bekende werk van Mendelssohn lijkt het aantrekkelijkst. Van deze Mendelssohn bestaat een heel fijne opname van Stephen Hough in duet met zichzelf (Hyperion CDA 66969) en van Mozart eentje met Elena en Emil Gilels (DG 463.652-2).
Als DG toehapt, mogen we binnen afzienbare tijd vermoedelijk ook een opname met de broers Jussen verwachten van Bruchs dubbelconcert.