Beethoven: Vioolsonates nr. 6 in A op. 30/1 en 9 in A op. 47 Kreutzer. James Ehnes en Andrew Armstrong. Onyx ONYX 4170 (61’46”). 2015
Beethoven was en pianist met een briljante techniek en een groot improvisatievermogen en howerl hij als violist van gemiddeld niveau was, kende hij ook dat instrument goed. Zijn sonate nr. 9 op. 47, de meest gevierde van het tiental, had de ‘Bridgetower sonate’ moeten heten, omdat Beethoven omdat het werk werd geschreven voor hemzelf aan de piano en de Afro-Europese virtuoos Polgreen Bridgewater. Maar Beethovens gevoelens voor Bridgewater bekoelden en in plaats van aan hem droeg hij de sonate op aan de Franse violist Rudolphe Kreutzer, die het echter nooit heeft gespeeld.
Deze ‘sonate voor piano en en viool obbligato’ werd in grote haast gecomponeerd en tijdens de première in Wenen speelde de componist van een ruwe partituur van de eerste twee delen, terwijl Bridgetower over zijn schouder meelas. Als finale koos Beethoven een vrolijke tarantella die oorspronkelijk bestemd was voor zijn eerste sonate in A op. 30/1. Hier worden we eraan herinnerd dat de viool een duivels instrument is en dat past volmaakt, want afgezien van de broerige inleiding met sfeervolle dubbelgrepen zij net heroïsche presto en de centrale variatiereeks al even virtuoos en extravert qua sfeer.
Deze Kreutzer vraagt een pianist die aan de violist gewaagd is en dat was Martha Argerich tot tweemaal toe. Eerst met Itzak Perlman (Warner 7243-556.815) en daarna met Gidon Kremer (DG 447.054-2).
James Ehnes en Andrew Armstrong gaan wat bedachtzamer en lichtvoetiger met het werk om en overtuigen in die zin ook. Het samengaan van een lichte toets met een rake focus overtuigt hier ook. De gedachten van het werk worden helder gepresenteerd.
In sonate nr. 6 is de felheid verdwenen en vervangen door een gracieuzere aanpak. Of twee werken uit Beethovens middenperiode niet gediend zijn met een robuuster aanpak? Ehnes en Armstrong verdedigen hun mildere visie krachtig en maken hun punt duidelijk. Dat verdient waardering en begrip. Haal er ter vergelijking ook Isabelle Faust en Alexander Melnikov eens bij (Harmonia Mundi HMC 90.1944)