Bach: J.S.: Partita voor solofluit in a BWV. 1013; Solocellosuites nr. 1 in G BWV. 1007, 2 in d BWV. 1008 en 3 in C BWV 1009 (bew); Orgelsonates nr. 1 in Es BWV. 525, 2 in in c BWV. 526, 3 in in d BWV. 527 en 4 in e BWV. 528 (bew); Air voor orgel inn F BWV. 587. Wilbert Hazelzet en Jacques Ogg. Glossa GCD C 80804 (2 cd’s, 2u., 12’17”). 1998
Terecht betreurt Wilbert Hazelzet in de begeleidende tekst dat Bach zijn instrument, de traverse, niet het repertoire gunde dat hij wel aan de viool en de cello gunde. Het enige solowerk is de hier opgenomen Partita en verder zijn er natuurlijk de zes Fluitsonates met b.c., waarvan heel fijne opnamen bestaan met Ashley Solomon (Channel Classics CCS 15798) en Emmanuel Pahud (EMI 217.443-2).
Om voor uitbreiding van zijn Lachrepertoire te zorgen, wierp hij zich gulzig en dankbaar op de solocellosonates en orgelsonates. Hij bewerkte die zelf en voert ze knap uit. Het is interessant hoe deze werken daardoor niet alleen van kleur veranderen in een luchtiger patroon, maar ook ineens letterlijk gaan ademen en op de een of andere manier vriendelijker gaan klinken.
De ademtechniek van Hazelzet is in principe uitstekend, al maakt hij wel de nodige (onvermijdelijke) adempauzes, maar die zijn wel steeds op plausibele plaatsen aangebracht. Luister maar eens naar het lange diminuendo van de laatste noot uit de ‘allemande’ uit de Partita.
Er zijn meer bijkomende voorbeelden: de fluit heeft een fellere attaque dan de cello en het orgel en klinkt helderder. Dat is vooral nuttig in de dansdelen.
Sommige transcripties verrassen, zoals het stijgende octaaf op de laagste noot aan het begin van de ‘Prelude’ uit de derde cellosolosonate.
Maar verder gaat het louter om poëtisch musiceren op het hoogste niveau. De samenwerking met Jacques Ogg is bijzonder hecht.
Erik Bodgraaf (Brilliant Classics 93757) is een andere landgenoot die op enigszins andere manier, nog virtuozer schittert in Bachs originele fluitwerken.