Bruckner: Symfonieën nr. 4 in Es Romantische (versie 1878/80), 7 in E (1883) en 9 in d (1896, versie Carragan). Philharmonie Festiva o.l.v. Gerd Schaller. Profil PH 11028 (4 cd’s, 3u. 34’36”). 2007/10
Bruckner: Symfonie nr. 9 in d WAB. 109. Philharmonia Festiva o.l.v. Gerd Schaller. Profil PH 16089 (2 cd’s, 1u. 24’37”). 2016
Bruckner bedoelde zijn laatste symfonie uit 1896 als samenvatting van zijn levenswerk, culminerend in een orkestrale psalm ter ere van ‘onze Lieve Heer’ die hem door zware beproevingen had geloodst. Na zijn dood werd de ontbrekende finale in fragmenten teruggevonden terwijl de laatste cruciale bladzijden ontbraken (waarschijnlijk waren ze gestolen).
Decennialang werd genoegen genomen met dit torso, totdat musicologen/bewerkers als Caravan, Phillips, Samale, Mazzura, Cohrs, Letocarts en Josephson zich bekommerden om voltooiing van die finale. Zie Vergelijkende Discografie uit 2016.
Volgens Cohrs ontbraken van die finale 223 van de geplande 665 maten. Van de ontbrekende 442 maten bestonden wel ideeën voor de orkestratie en bestaan schetsen van 223 maten en blijven er 96 over waarvan we niets weten. Carragan oordeelde dat de finale 717 maten hoorde te tellen en vulde op zijn manier het geheel aan.
In een volgende stap komen we ineens als verrassing terecht bij een onbekend orkest en een onbekende dirigent met Brucknervertolkingen van formaat. Philharmonie Festiva is een ad hoc ensemble dat in de zomer festivaltijd bij elkaar komt en is samengesteld uit music die de rest van het jaar in München orkesten spelen. De kern schijnt grappig genoeg te worden gevormd door leden van de Münchense Bachsolisten. Gerd Schaller is een Duitse, in 1965 in Bamberg geboren die posities had in Braunschweig, Maagdeburg en die in 1990 initiatief nam tot een muziekfestival in de abdij van Erbach, waar ook deze ‘live’ opnamen werden gemaakt met het in 2008 opgerichte orkest. Voor zijn inzet voor het oeuvre van Bruckner werd hij in 2016 onderscheiden door de Amerikaanse Bruckner Society.
In de periode 2007/10 voerde Schaller in het Frankische Erbach elk jaar een symfonie van Bruckner uit. Die eerste reeks eindigde hij met Symfonie nr. 9 in de Originalfassung 1894 versie Nowak 1951 met de voltooiing van de finale door Carragan.
Maar kennelijk was Schaller niet tevreden met de bestaande aanvullingen en zorgde hij voor een heel eigen oplossing door nog eens grondig naar al het beschikbare materiaal te kijken, de ontbrekende passages in te vullen en een coda te schrijven. Hij ging daarvoor niet terug tot het door anderen wel als passend gesuggereerde fragmenten uit een mis of het Te Deum, doch tot de finale van Symfonie nr. 4 en de cantate Helgoland wat heel goed uitpakt. Maar meer nog: hij vulde op een paar punten ook de orkestratie aan.
Verder pleit voor Schaller dat hij wars is van de rallentandi en agogische overdrijvingen die ooit stoorden in de verklankingen van Eugen Jochum, maar die na hem gelukkig steeds minder voorkwamen. Een streven naar sonore klankschoonheid schijnt voor Schaller belangrijker te zijn dan een opbouw vol wisselende spanningen. Dat laatste is eigenlijk het enige gemis in deze realisaties, maar daar valt mee te leven.
Mooi is Schallers opvatting dat we tenslotte te maken hebben met een gewone vierdelige symfonie en dat de opbouw der afzonderlijke delen daarvoor de basis legt.
Het hoge niveau van uitvoering en opname maakt zeker deze nieuwe versie van Symfonie nr. 9 tot verplichte kost naast de opnamen van Wand (RCA 74321-84590-2), Rattle (EMI 952.969-2), Harnoncourt (RCA 82876-2), Giuliani (DG 427.345-2) en Barenboim (Warner 0927-46746-2).