CD Recensies

BUSONI: ORKESTWERKEN, JÄRVI

Busoni: Orkestsuite nr. 2, Geharnischte Suite op. 34a; Berceuse élegiaque op. 42 K. 252a; Klarinetconcertino op. 48, K. 276; Sarabande en cortège op. 51, K. 282; Tanzwalzer op. 53, K. 288; Lustspielouvertüre op. 38, K. 245; Indianische Fantasie op. 44; ‘Gesang vom Reigen der Geister; uit Indianisches Tagebuch II op. 47; Suite Die Brautwahl op. 45. John Bradbury (kl) en Nelson Goerner (p) met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 241-57 (2 cd’s, 2u. 14’50”), afzonderlijk op Chandos CHAN 9920 en 19302. 2004

 

Hoewel Busoni in zijn in 1906 gepubliceerde boek Ontwerp van een nieuwe esthetiek van de toonkunst veel aspecten aangaf van toekomstige ontwikkelingen op muziekgebied, is er van toekomstgerichte aspecten in zijn muziek niet zoveel merkbaar. Dat blijkt in dit overzicht van zijn orkestwerken, waaraan het Pianoconcert ontbreekt.

Het bekendst is de Berceuse élegiaque, het interessantst en intrigerendst de Indianische Fantasie, een compact driedelig pianoconcert waarmee de componist zelf regelmatig optrad. He Indiaanse schuilt in afleidingen van lederen van Indiaanse stammen. Ook het Gesang vom Reigen der Geister is een op Amerikaanse melodieën gebaseerde elegie.  

De op één avond geschreven Lustspiel-Ouvertüre uit 1897 is inderdaad een vrolijk stuk met uitstapjes naar verre toonsoorten. Meer gewicht heeft de suite die in 1912 werd samengesteld uit de opera Die Brautwahl. Muziek met fantastische en groteske elementen, wat geen wonder is want de tekst was van E.T.A. Hoffmann.

Ook uit de overige werken blijkt hoe Busoni een synthese bereikte tussen een zekere Italiaanse sensualiteit en Nood Europese ernst met een soms pedagogische inslag. De vierdelige zwierige en stoere Geharnischte Suite uit 1895 werd pas na enige herziening in 1904 voor het eerst uitgevoerd. Herkenbaar is een militaire held bedoeld, met dank aan Nietzsche.  

Van de mysterieuze, van een tragisch gevoel vervulde Sarabande en Cortège uit 1918 is bekend dat deze fungeerden als voorstudie voor de opera Faust. Ook het wat nodeloze understatement van het Klarinetconcertino is uit 1918. De Tanzwalzer uit 1921 is een eerbetoon aan Johann Strauss en heeft een onderstroom die aan La valse van Ravel doet denken.

Al deze werken wordt behoorlijk recht gedaan door solisten en het Engelse orkest onder Neeme Järvi die haast net zozeer als Gennady Rozdestvensky steeds op zoek is naar onbekender repertoire om er zich dan geheel voor in te zetten. Deze aanvulling van de Busoni discografie is waardevol.