Bach, W.F.: Klavecimbelwerken (compleet). Fantasieën nr. 1-9 F 14-21, F 23; Fuga’s F. 32 en 33; Klavecimbelsonates in C F. 200, BR. A1, in F F. 6a, BR.A 11c. in e F. 204 BR. A. 9, in C F. 1a BR.A 2b, in D F. 4 BR.A 5, in Es F. 201, BR.A. 8, in C F. 2 BR.A. 3, in A F. 8 BR.A 15.in F F. 202, BR.A 10, in Es F. 5 BR.A. 7, in D F.3, BR.A. 4, in G F. 7, BR.A. 14,, in Bes F. 9 BR.A. 16; Polonaises F. 12 nr. 1-12; Klavecimbelconcert in G F. 40; Suite in g F. 24; Fuga’s F. 31 nr. 1-8; Menuet in g F. 25 BR.A 48; Presto in d F. 25/2 BR.A. 49; Burleske F. 26, BR.A. 51 ‘Imitation de chasse’; Reveille in C F. 27, BR.A. 52; Gigue in G F. 28, BR.A. 53; Prelude F. 29; Mars in Es F. 30 BR.A. 56; Polonaise in C F. 13, BR.A. 58; Fantasie in G F. 22, BR.A. 25; Ouverture in Es BR.A. 59; Menuet in E BR.A. 50; Mars in F BR.A. 57; Un poco allegro in C BR.A. 62; Fantasieën in d BR.A. 105, in G BR.A. 106; Allegro’s in D BR.A. 107, in d BR.A. 108; Menuet en variaties in G BR.A. 110; Koraalbewerkingen voor orgel en klavecimbel nr. 1-4 BR.A. 101-104. Claudio Astronio (kl, org.). Brilliant Classics 94240 (6 cd’s, 4u. 03’08”). 2016
De muziek van Wilhelm Friedemann (1710-1784), de oudste en lievelingszoom, maar niet de begaafdste onder de zonen van Johann Sebastian kwam er bij uitvoerende kunstenaars en de muziekindustrie altijd wat bekaaid van af. Het is ook wel te begrijpen waarom. Zijn muziek zit weliswaar vakkundig in elkaar, maar komt op het punt van verbeelding en brille dikwijls net wat tekort.
Uiteraard studeerde hij bij zijn vader die een Klavier-Büchlein voor hem schreef en mogelijk zelfs het eerste deel van het Wohltemperierte Klavier. Hij studeerde verder bij Graun. Na nog een universitaire studie in Leipzig werd hij in 1733 organist in de Dresdense Sophienkirche, daarna in 1746 in de Liebfrauenkirche in Halle waar hij turbulente dagen doormaakte voordat hij ook daar in 1764 verdween en vervolgens eerst in Braunschweig en Berlijn leefde.
Als gevolg van zijn grillige temperament en mogelijk onstandvastige karakter vond hij daarna geen vaste baan meer, al werd zijn orgelspel best bewonderd.
De grilligheid van zijn muziek komt overeen met die van zijn leven. In zijn vroege jaren in Dresden schreef hij vooral muziek voor toetsinstrumenten, in Halle vooral kerkmuziek en wat instrumentale stukken. In zijn latere jaren waren het nog voornamelijk kamermuziek en stukken voor toetsinstrument.
Zijn stijl wisselde tussen het oude en het vernieuwende met gangbare, conservatieve baroktrekken naast blijken van galante, empfindsame muziek, Noord-Duitse expressiviteit tegenover formele trekken.
Zijn werken voor klavecimbel betreffen behalve sonates, strakke fuga’s en diepgevoelige Polonaises ook aardige korte, op zichzelf staande deeltjes. Wie hiervan kennisneemt, blijft achter met de indruk van een zeer talentvolle componist wiens potentieel nooit ten volle werd waargemaakt.
Dat blijkt ook duidelijk uit deze volledige opname. Zijn werken vertonen heel verschillende inspiratie niveaus. Zijn in de jaren 1750 en 1760 beschreven twaalf Polonaises behoren echter tot zijn onmiskenbaar beste composities. Tot in de romantiek werden ze hooglijk gewaardeerd. Ze zijn ook heel verschillend geaard: daar is de smartelijke poëzie van de Polonaise in e naast de vrolijke sfeer uit die in G en D, terwijl de overpeinzende, klaaglijke in Es mooi contrasteert met de robuuste Polonaises ib C en Es.
De meeste overige werken hebben veel minder een individueel karakter. De Italiaanse klavecinist Claudio Astronio staat een mooi sonoor klavecimbel ter beschikking waarop hij deze werken met een zo zangerig mogelijke toon heel genuanceerd en met een zeker en strelend toucher uitvoert.
De werken voor het eerst genummerd door de biograaf van de componist, Marin Falck (vandaar de F nummers) en eind vorige eeuw grondiger door Peter Wollny.
Wie wat dieper in de opnamematerie duikt, vindt één eerdere volledige opname van de klavecimbelwerken van W.F. Bach. Robert Hill en Julia Brown zorgden daar voor Naxos (8.570530, 8.557966, 8.570571, 8.572814, 8.573027, 8.573177). Een aanloopje was er van Léon Berben voor Carus (83346, 83388). Ook klavecinist Ewald Demeyere maakt een een opname (Accent ACC 23157) en Anthony Spiri heeft een aantal werken op piano gespeeld (Oehms OC 431).
Dat maakt de Brilliant uitgave extra belangrijk en attractief.