Bartók: De rijpe Bartók. Buiten nr. 1-5 BB. 89, Sz. 81; Eenvoudige stukken nr. 1-10 BB. 51, Sz. 39; Burleskes op. 8c nr. 1-3 BB. 55, Sz. 47; Kleine suite BB. 113, Sz. 105; Klaagzangen nr. 1-4 op. 9a BB. 58, Sz. 45; Études op. 18 nr. 1-3 BB. 81, Sz. 72; Sonatine BB. 59, Sz. 55; Pianosonate BB. 88, Sz. 80; Schetsen nr. 1-7 op. 9b, BB. 54, Sz. 44; Danssuite BB. 86b, Sz. 77; Allegro barbaro BB. 63, Sz. 49; Kleine pianostukken nr. 1-9 BB. 90, Sz. 82; Suite op. 14 BB. 70, Sz, 62; Bagatellen op. 6 nr. 1-13 BB. 50, Sz. 38; De eerste tijd aan het klavier BB. 66, Sz. 53; Andante (vervallen tweede deel van de Suite op. 14). Andreas Bach. Hänssler 98.042 (3 cd’s, 3u, 03’30”). 2008/14
Bartók: De romantische Bartók. Treurmars uit Kossuth Sz. 21; Rapsodie nr. 1 BB. 36a, Sz. 26; Elegieën nr. 1 en 2 BB. 49; Pianostukken nr. 1-4 BB. 27, Sz. 22. Andreas Bach. Hänssler 98.043 (67’). 2014
Bartók: Bartók en de volksmuziek. Roemeense dansen op. 8 nr. 1 en 2; BB. 56; Hongaarse volksliedjes uit Cslk nr. 1-3 BB. 45b; Hongaarse volksmelodieën nr. 1-3 BB. 80b; Roemeense volksdansen nr. 1-6 BB. 68; Roemeense Kerstliedjes I en II BB. 67; Rondo’s over volksmelodieën nr. 1-3; Hongaarse boerendansen nr. 1-15 BB. 79; Oude verdrietige liederen nr. 1-4 ; Oude dansmelodieën; Improvisaties over Hongaarse boerenliederen BB. 83. Andreas Bach. Hänssler HC 16020 (70’31”). 2009
Bartók: Voor kinderen BB. 53, Sz. 42. Andreas Bach. Hänssler HC 17009 (74’35”). 2010
Net als Rachmaninov en Prokofiev was Bartók primair een briljante pianist, die voorbestemd leek tot het leven als virtuoos concertpianist. Totdat hij Kodály ontmoette, heerste die opvatting. Daarna richtte hij zich vooral op praktische ethnomusicologie.
Toch getuigen zijn vele pianocomposities van een volledig begrip en een enorme kennis van de mogelijkheden van het instrument, vooral van het percussieve aspect. Zijn werken zijn ook vaak doorschoten met grillige, aan de volksmuziek ontleende ritmen en modaliteiten. Soms leidde dat tot eenvoudige volksliedarrangementen, zoals in de populaire Roemeense dansen uit 1915. Maar vaker leidde het ook tot complexer structuren en heel originele werken wanneer hij zich grondig had verdiept in de muziek uit een bepaalde streek. Een mooi voorbeeld daarvan is het Allegro barbaro uit 1911.
De heftig zwierende ritmen daarvan zijn als een samenvatting van de wildste Oost-Europese dans die men ooit hoorde.
Maar zelfs in de lichter gestructureerde werken, zoals de Suite uit 1916 en de Pianosonate uit 1926 zijn stuwende ritmes en modale melodieën nooit ver uit de buurt. Ook Buiten is een werk uit 1926 (soms wel zijn ‘pianojaar’ genoemd). Hoewel dit werk niet strikt programmatisch is, is het wel bedoeld om natuurgeluiden van kwakende kikkers tot dreunende doedelzakken te suggereren. En dan zijn er de duidelijk pedagogische werken als Microcosmos. In zes banden wordt geleidelijk de moeilijkheidsgraad opgevoerd.
Nu op de twee cd’s vorderende 6 banden Microcosmos na Andreas Bach’s complete opname van Bartóks pianowerken uit de periode 2008 tot 2014 beschikbaar is, is het mogelijk om daarover een redelijk oordeel te vellen.
De Duitse pianist, die momenteel in Freiburg doceert, blijkt goed doorkneed te zijn in het piano oeuvre van Bartók. Bewust heeft hij eerst de eigen piano opnamen van de componist bestudeerd. Net als de componist zelf op zijn nagelaten piano opnamen accentueert hij niet zozeer het ruige karakter van deze werken. Hij benadert ze heel gevarieerd en flexibel en is waar dat nodig is soms ook wat toegeeflijk.
Dat Bach de werken niet chronologisch, maar naar thema gerangschikt speelt heeft voor- en nadelen. Om een oordeel over zijn verrichtingen te geven, is het album Bartók en de volksmuziek bepalend is voor de kwaliteit. Wat dat betreft is zijn missie geslaagd, want de bewuste werken klinken heel kleurig en karakteristiek, zij het misschien in laatste instantie iets meer Duits dan Slavisch omdat hij de originelen niet kent.
Verrassender is dat Bach nog vollediger blijkt te zijn dan Kocsis (Philips 446.368-2 (4 cd’s), 462.381-2 (2 cd’s) en 462.902-2, thans op 8 cd’s Decca 478.2364). Dat blijkt uit de aanwezigheid van de Oude verdrietige liederen en de Oude dansmelodieën.
Nu eens gaat de voorkeur uit naar Kocsis, dan weer naar Bach, maar beiden zijn duidelijk aan elkaar gewaagd. Curieus: de drie Études en het ‘sostenuto’ uit de Suite verschenen ook op de cd Piano news 2003 (Oehms OC 336).
De enige andere pianist die met een vrijwel complete opname van Bartóks solo pianowerken gewicht in de schaal legt, is György Sándor (Sony SB4K 87949).
Wat trouwens Microsmos BB. 105, Sz. 107 betreft, is de maatgevende opname nog steeds die van Zoltán Kocsis (Philips 462.381 (2 cd’s), maar is het misschien interessant om erop te wijzen dat Claude Helffer en Håkon Austbo (Harmonia Mundi HMA 190.968/9, 2 cd’s) in 1990 een versie voor 2 piano’s maakten en dat gedeelten ervan door klaveciniste Huguette Dreyfus (Harmonia Mundi HMX 290.791) uit 1969.
Wie Bartók als pianist wil ervaren, moet zeker eens naar de zes cd’s van Hungaroton HCD 12326/31 en het dubbelalbum Hungaroton HCD 12334/5 luisteren.