Bach, J.S.: Musikalische Opfer, Das; ‘Aria’ uit Goldbergvariaties BWV. 988; Canons voor 2-6 stemmen nr. 1-14 BWV. 1087 Goldberg canons; Sonate voor fluit, viool en b.c. in G BWV. 1038. Masaaki Suzki (kl), Kiyomi Suga (fl), Ryo Terakado (v), Yukie Yamaguchi (v, va) en Emmanuel Baissa (vc). BIS SACD 2151 (72’12”). 2016
Tegen het einde van zijn leven richtte Bach zich steeds meer op de zuiverheid van het contrapunt. Het hoogtepunt van dat streven is natuurlijk Die Kunst der Fuge, een werk dat door zijn dood onvoltooid bleef.
Lang voordien, 7 mei 1747, schreef hij dertien deeltjes in diverse genres - fuga’s, canons, ricercares (van het Italiaanse ricercare = zoeken of onderzoeken, een ouderwetse benaming voor een fuga) ensembles van één tot vier stemmen) en een triosonate - als ‘muzikale gift’ aan koning Frederik de Grote van Pruisen, gebaseerd op een thema dat de koning hem aan de hand had gedaan.
De grootste stukken zijn beide ricercares, de ene met drie partijen, de andere met zes, en de triosonate voor fluit, viool en viola da gamba met vier delen.
Bach zag in dit ongeïnspireerde melodische idee een uitdaging voor zijn contrapuntische bekwaamheid, maar hij was nooit een echte vernieuwer, doch voerde de idealen en de methodes van de barok naar een hoogtepunt. Van sommige canons bestaat slechts een ruwe schets. Ze heten daarom ‘raadsel canons’ en gunnen de uitvoerenden noga lwat interpretatieve vrijheid.
Das musikalische Opfer, gecomponeerd in een tijd die de eerste tekenen van de Verlichting liet zien, is onmiskenbaar een blik achterom. De keuze voor de ricercare vorm is daarvan een goed voorbeeld, al slaagde Bach er wel goed in om er in een opdracht een toepasselijk acroniem van te maken: ‘Regis lussu Cantio Et Reliqua Canonica Arte Resuluta’ (het thema en het vervolg op verzoek van de koning, omgezet in de canonieke kunst).
Interessant wordt het op deze cd vervolgens nadat de ‘aria’ waarop de Goldberg variaties zijn gebaseerd, is gespeeld, de veertien Goldberg (raadsel) canons BWV 1087 aan de orde worden gesteld. Deze zijn pas in 1974 teruggevonden in de vorm van een handgeschreven toevoegsel aan die bekende variaties.
Deze canons zijn alle gebaseerd op de eerste acht basnoten van de aria. Het laatste, mooi passende werk op deze uitgave is de wat bekendere Triosonate BWV. 1038. Al met al een erg interessant programma van Masaaki Suzuki met leden van zijn Bach Collegium Japan die uiteraard op barokinstrumenten spelen. Na alle eerdere prachtige Bachbijdragen van Suzuki en zijn mensen, zal het nauwelijks verwonderen dat ze ook een bijzondere beleving van deze intieme kamermuziek maken. Soms doet het spel lichtelijk geïmproviseerd aan, net als in het Musikalische Opfer van Musica antiqua Köln (Archiv 469.680-2).