Busoni: Vioolsonates nr. 1 in e op.29 en 2 in e op. 35a; Bagatelllen op. 28 nr. 1-4. Per Enoksson en Kathryn Stott. BIS 784 (60’14”). 1996
Busoni: Vioolsonates nr. 0 in C BV. 41, 1 in e op. 29 BV. 234 en 2 in e op. 35a BV, 244. Lara Lev en Matti Raekallio. Finlandia 2564-61078-2 (65’39”). 2003
Busoni: Vioolsonates nr. 1 in e op. 29 en 2 in e op. 35a. Lydia Mordkovitch en Victoria Postnikova. Chandos CHAN 8868 (65’44”). 1990
Drie opnames om uit te kiezen voor de al dan niet volledige weken voor viool en piano van Ferruccio Busoni (1866-1924). Vrij ver gaan de in Siberië geboren Lara Lev en de Fin Matti Raekallio. Zij beginnen met de Sonate nr. 0 uit 1876 van de tienjarige componist die bij vlagen al duidelijk een eigen stijl vertoont zoals in het gothische, licht vrouwelijke andante; het slotdeel, allegro vivace, danst met een Mozartiaanse uitgelatenheid.
In plaats daarvan spelen Enoksson en Scott de vier Bagatellen uit 1888 (‘Aus der Zopfzeit’, ‘Kleiner Mohrentanz’, ‘Wiener Tanzweise’ en ‘Kosakenritt’)
De Vioolsonate no. 1 uit 1890 heeft een Beethoveniaanse inslag met iets van de vravoure van Liszt in de finale. Denk aan iets van Beehovens Frühlings sonate met een toevoeging van wat lyriek van Bruch en wat pyrotechniek van Liszt.
De Vioolsonate nr. 2 uit 1898 is haast aantrekkelijker en werd gecomponeerd ter herinnering aan Busoni’s vriend Ottokar Novacek, de componist van een bekend Perpetuum mobile op.5/4 (Vengerov c.s, EMI 557.164-2). Ook een nogal Beethoveniaans werk, licht gekruid met met wat volksmuziek van zigeunerherkomst.
Lev en Raekallio ontpoppen zich als ideale vertolkers van dit repertoire. Hun spel is hoogst boeiend en toegewijd. Het bezit grote autoriteit dankzij een hoge mate aan perfectie. Op een eervolle tweede plaats komen ongeveer ex aequo Mordkovitich/Postnikova en Enoksson/Stott, waarbij de laatsten het voordeel hebben van de aardige Bagatellen.