CD Recensies

BACH, J.S.: KUNST DER FUGE, DIE, DANTONE

Bach, J.S.: Die Kunst der Fuge BWV. 1080. Accademia Bizantina o.l.v. Ottavio Dantone. Decca 483.2329 (76’47”). 2017

 

Van de werken uit Bachs laatste levensjaren is de onvoltooid nagelaten Kunst der Fuge volledig open, zodat het vrij staat om het werk op klavecimbel, orgel of piano te spelen of om het meerkleurig kamermuzikaal of zelfs orkestraal in te vullen. Van al die mogelijkheden is het volgens deskundigen het beste om het bij een klavecimbel te houden. Verder hangt her er vanaf welke uitgave men volgt. Die van Manfred Gräser (1924), Roger Vuataz (1937) of Scherchen (1965 of mogelijk andere.

Mensen als Moroney (Harmonia Mundi HMX 290.1169/70), Leonhardt (Vanguard 0820127-2) toonden goed aan hoe waardevol zo’n solistische aanpak is.

Ottavio Dantone kiest met zij zes leden van de Accademia Bizantina, (strijkkwartet, kamerorgel, klavecimbel), die op historisch verantwoord instrumentarium spelen, voor een wat minder puristische realisatie dan Rachel Podger (Channel Classics CCS SA 38316) die zich beperkte tot viool, altviool, cello en klavecimbel.

Ter verdediging van Dantone’s optie worden nauwelijks argumenten aangedragen, maar de ongekunstelde, niet te zwaar aangezette manier waarop het klankpalet wordt ingevuld, heeft iets weldadigs. Er is sprake van een strenge, heldere, rustige, enigszins peinzende exploratie van de vele fugatische uitingen. Er wordt ook wat drama gebracht in de Franse stijl fuga’s, gedreven door de impact van de strijkstok op de snaren en de lucht uit het kamerorgel. Het slot is pijnlijk onvolledig, net als bij Bach.

In zijn soort is dit een waardevolle bijdrage aan de discografie van dit werk.