Bach, J.S.: Vioolsonates nr. 1-6 BWV 1014/1019. Isabelle Faust en Kristian Bezuidenhout. Harmonia Mundi HMM 90.2256/7 (2 cd’s, 1u. 27’39”).
Dit zestal vioolsonates uit ongeveer 1725 vormt een reeks - zoals de Brandenburgse concerten, de klavecimbelpartita’s, de solocellosuites - en is geordend volgens majeur/mineur toonaard in een gespiegelde symmetrie van de intervallen tussen de toetsen.
Ze zijn duidelijk niet voor de conventionele solo viool, baslijn en klavier voor harmonische opvulling, maar voor klavecimbel dat met beide handen volledig uitgeschreven partijen speelt.
Vaak levert dat een triosonate textuur op twee instrumenten op, viool en rechterhand klavecimbel boven de bas met optionele gamba. Elders is Bach vindingrijker. Sonate nr. 1begint begint met vier maten voor het klavecimbel alleen voordat de viool met een heel zelfstandige melodielijn inzet.
In het hele derde deel van sonate nr. 2 spelen viool en rechterhand klavecimbel een canon. Nummer drie begint duidelijk in klassieke stijl, als de viool vrijelijk boven een klavecimbel met volle textuur zweeft, met de linkerhand in octaven; het derde deel heeft heeft herhaalde klavecimbelakkoorden die er op papier heel pianistisch uitzien.
Het vreemdst van al het derde deel van sonate nr. 5 met klavecimbelbegeleiding in gebroken akkoorden en vioolbegeleiding in herhaalde dubbelslagen - een geen van beide creëert een echte melodie. In het derde deel van nr. 6 ontbreekt de viool geheel en deze bezetting rekt de texturen, vormen en het concept van de baroksonate tot het uiterste op.
Dit alles valt nog eens extra op in de uitvoeringen van Isabelle Faust en Kristian Bezuidenhout die vooral het ‘fantastische’ karakter van de muziek duidelijk maken, in plaats van strikt de gedisciplineerde stijfheid te benadrukken. Weinigen glijden vloeiender in de eerste sonate dan Faust. Elders is zij driftig energiek en expressief. Bezuidenhout kan als niet zoveel anderen mooie klanken aan het klavecimbel ontlokken, vooral dankzij een compacte, romige toon.
Isabelle Faust hanteert hier een Stainer uit 1658, Kristian Bezuidenhout speelt op een Gräbner kopie uit 1722 van John Philips. Een goed gekozen instrumentarium draagt ook bij aan het succes.
Natuurlijk maakten ook Rachel Podger en Trevor Pinnock (Channel Classics CCS 14798), Andrew Manze en Richard Egarr eerder op hetzelfde label (Harmonia Mundi HMU 90.7250/1) en in hun schaduw Elizabeth Blumenstock en John Bull (Harmonia Mundi HMU 90.7084/5,) Lucy van Dael en Bob van Asperen (Naxos 8.554783) heel fijne opnamen van deze werken, maar vooreerst ligt mijn grootste sympathie bij Faust en Bezuidenhout.