Boulanger, L.: Psalmen 24 ‘La terre appartient à l’Éternel’, 129 ‘Ils m’ont assez opprimé dès ma jeunesse’ en 130 ‘Du fond de l’abime’; Vieille prière bouddhique; Stravinsky: Symphonie de psaumes. Sally Bruce-Payne (ms) en Julian Podger (t), met het Moneverdikoor en het Londens symfonie orkest o.l.v.John Eliot Gardiner. DG 463.789-2 (68’08”). 1999
De Franse Prix de Rome waarmee veelbelovende jonge Franse componisten door het verouderde establishment kunnen worden onderscheiden, heeft een zowel prestigieus als omstreden karakter. Berlioz moest viermaal meedingen voor hij de prijs kreeg, Ravel deed vijfmaal mee maar won nooit.
Toen Lili Boulanger in 1913 de prijs had gewonnen, onderwierp ze zich gewillig aan alle bureaucratische rompslomp om haar verblijf in Rome mogelijk te maken. Gelukkig beschikte ze over voldoende artistieke veerkracht om daar een eigen geluid te laten horen.
Misschien is haar toonzetting van Psalm 24 nog niet zo geslaagd. Het fanfaregeschal uit dit werk past beter bij de verfilming van een Hollywood heldenepos met Charlton Heston. Maar Psalm 129 slaagde al een stuk beter, is persoonlijker en ontpopt zich als een krachtig werk. Nog weer mooier, indrukwekkender is Psalm 130; ook het oude Boedhistische gebed maakt een bijzondere indruk. Het blijft speculeren wat van de al op 24-jarige leeftijd in 1918 overleden componiste had kunnen worden.
Gardiner verleent Boulangers muziek een gespierde kracht en legt de nadruk op het ritualistische karakter. Er zijn sporen van Debussy en Stravinsky in deze werken te ontdekken, maar de stijl is geheel van Boulanger zelf.
De koppeling met de droge Symphonie de psaumes is goed gekozen, dit werk wordt eveneens krachtig weergegeven en wekt de suggestie dat de componist mogelijk iets van Boulanger had gehoord, dat hij als een ekster oppikte en verwerkte.
Vooral wat Lili Boulanger betreft is dit een belangrijke uitgave.