Brahms: Symfonieën nr. 1 in c op. 68, 2 in D op. 73, 3 in F op. 90 en 4 in e op. 98. Staatskapel Berlijn o.l.v. Daniel Barenboim. DG 483.5251 (4 cd’s, 2u. 59’46”). 2017
De vier symfonieën van Brahms hebben iets unieks in die zin dat ze alle pas ontstonden toen hij op leeftijd was. In zijn jongere jaren vreesde hij altijd een nadelige vergelijking met Beethoven (‘je hebt er geen idee van, hoe moeilijk het componeren me valt wanneer ik steeds de stappen van die reus achter mij hoor’, noteerde hij). Decennia lang voerde hij hierover een innerlijke strijd voordat hij eindelijk in 1876 zijn Symfonie nr. 1 voltooide. Binnen tien jaar volgden de nummers 2, 3 en 4, een stel prachtige composities met een groot bereik aan stijlen, vormen en emotionele inhoud.
Hans von Bülow, die de première van Symfonie nr. 4 verzorgde, vond het ‘de belangrijkste symfonische cyclus’ na Beethoven.
Te beginnen met Furtwängler hebben Berlijnse orkesten altijd een dikke vinger in de pap gehad als het om Brahms’ symfonieën gaat. Denk aan Kempe (Testament SBT 3054), Jochum (DG 449.715-2), Karajan (DG 453.097-2), Maazel (DG 477.5254), Harnoncourt (Teldec 0630-13136-2), Abbado (DG. 479.31902), Rattle (EMI 267.254-2) en nu komt dan ook Barenboim met zijn Berlijnse orkest, de Staatskapel.
In 1984 had Barenboim dit viertal werken al in duidelijk mindere staat in Chicago opgenomen, samen met de Haydnvariaties en de beide ouvertures (Teldec 8573-82128-2, Warner 6189-2).
In de nieuwe versie geeft hij meer ruimte aan een romantische opvatting en treedt hij enigszins in de voetsporen van de door hem zo bewonderde Furtwängler mrt van drama vervulde diminuendi, maar ook met aandacht voor iedere noot.
De langzame delen lukken bij deze aanpak het mooist, maar ook de andere delen krijgen een natuurlijke glans en gloed afgezien van een paar merkwaardige momenten, het nogal langzaam uitgevallen deel van de finale uit nr. 3 en het gemis van een spannende opbouw van de passacaglia uit nr. 4. Maar daar valt goed mee te teven en het resultaat is van dien aard
dat genoeg magie en waardigheid in deze uitvoeringen schuilt om ze indien men niet al een van die andere Berlijnse opnamen of die van Sanderling (RCA 09478-69220-2) of Chailly (Decca 478.5344) beschikt, in de nadere keuze op te nemen. Met een slimme indeling hadden beide Ouvertures en de Haydnvariaties er nog wel bij gekund.
De nieuwe (mooi geslaagde) opname werd gemaakt in de nog nieuwe Boulezzaal van de Barenboim-Said Akademie met zevenhonderd plaatsen.