Basewicz: Pianokwintetten nr. 1 en 2; Pianosonate nr. 2. Krystian Zimerman (p), Kaja Danczowska (v), Agata Szymczewska (v), Ryszard Groblewski (va), Rafal Kwiatkowski (vc) en Graziena Bacewicz (p). DG 477.833-2 (65’09”). 2018
De belangrijkste Poolse componist tussen Szymanowski en Lutoslawski was Grazyna Basewicz (1909 - 1969) en ze was vrouw. Basewicz werd in Lodz in een muzikaal gezin geboren; haar broer Kiejstut was een goede violist met wie ze vaak optrad. In 1928 ging ze aan het conservatorium in Warschau studeren en ze vervolgde haar muzikale opleiding in Parijs bij twee invloedrijke figuren uit die periode, Carl Flesch voor viool en Nadia Boulanger voor compositie.
Ongelukkig trof ze het toen ze deelnam aan het Wieniawski vioolconcours in 1935 omdat in dat jaar ook Ginette Neveu en David Oistrakh deelnamen. Zij werden beloond met de belangrijkste prijzen, voor haar bleef een onderscheiding over. Maar ze begon wel aan een glanzende carrière en maakte indruk met de uitvoering van Vioolconcert nr. 1 van haar mentor Karol Szymanowki.
Als componiste schreef ze voornamelijk werken waaraan de viool te pas kwam. Niet minder dan zeven vioolconcerten en vijf Vioolsonates. Maar ook in haar orkestwerken gaat de drijfkracht vaak uit van de strijkerssectie.
De muziek die Basewicz vóór 1960 schreef, is vaak omschreven als neoklassiek en hoewel ze een hekel had aan die beschrijving, typeert deze wel de helderheid van haar contrapuntische melodielijnen en de transparantie van haar klankwereld, waarin geen plaats is voor sentimentaliteit.
Wat niet wil zeggen dat haar werk geen emotionele kracht bezit. Neem het langzame deel uit haar Concert voor strijkorkest (1948 - een van haar beste werken; ze won er in 1950 de Poolse Staatsprijs mee - dat een prachtige cellopartij heeft tegenover de zachte, maar ritmisch indringend spelende hoge strijkers.
Soms ontglipte haar even de concentratie en gaat de muziek schematisch klinken naar over het ge heel toont ze een stevige greep op de handelingen.
Na 1960 raken de werken van Bacewicz onder invloed van een assimilatiepoging met de avant-garde, wat blijkt uit het gebruik van bijzondere kleuring, glissandi en clusters die we in nadrukkelijker vorm kennen van haar jongere landgenoot Penderecki.
Natuurlijk had ze na W.O. II te lijden onder de restricties op kunstgebied die het Sovjetregime ook haar oplegde, maar in hoeverre die haar beïnvloedden is wat onduidelijk.
Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van Bacewicz werd deze opname gemaakt aan het eind van een tournee. Daarin speelt Krystian Zimmerman de hoofdrol. Hij nam de krachtige Pianosonate nr. 2 uit 1953 al een keer eerder op, in 1993 (Olympia OCD 392). Het werk bezit lange frasen en simpele melodieën die steeds complexer worden als hebben we te maken met een expressionistische Chopin. In de finale blijkt pas echt wat een geweldig werk dit is en hoe volmaakt het wordt gespeeld.
Pianokwintet nr. 1 (1952) en 2 (1965) illustreren de beide stilistische kanten van haar werk goed. Nr. 1 vertoont een zekere verwantschap met Prokofiev en laat ook horen hoe goed de componiste vertrouwd is met het medium en de instrumenten met een leidende rol voor de pianist.
Pianokwintet nr. 2 is wat raadselachtiger, mogelijk door een lichte, vernieuwende invloed van Lutoslawski en Penderecki. Het is muziek die nadere bestudering verdient.
Voor deze vertolkingen omringde Zimmerman zich met een stel puike, toegewijde collega’s, onder wie violiste Kaja Danczowska met wie hij in 1980 een der fijnste opnamen maakte van de Vioolsonate van Franck (DG 431.469-2).
Wat graag zou ik opnamen willen horen van Bacewicz zelf, maar die geeft de Poolse omroep helaas niet vrij.