Bach, J.S.: Markus Passion BWV. 247. David Szigetvári (t., evengelist), Konstantin Wolff (bs. Jezus), Marta Mathéu (s), Raffaele Pè (ct), Reinoud van Mechelen (t), Veus kinderkoor, La Capella reial de Cataluya en Le concert des nations o.l.v. Jordi Savall. Alia Vox AVSA 9931 (2 cd’s, 1u., 50’32”). 2018
Volgens de berichten uit die tijd zou Bach vijf Passies hebben geschreven, waaronder mogelijk een Matthäus met slechts één koor. Van de Markus Passion is alleen de tekst overgeleverd dankzij de publicatie daarvan in Picanders volledige werken. Er zijn zelfs twee versies, de eerste uit 1731 en een herziene uit 1744
De reconstructies zijn gebaseerd op de aanname dat het metrum van de tekst overeenkomt net delen uit andere werken omdat Bach gewend was parodie procedures te volgen, dus waarom ook niet hier. Als primaire bronnen gelden de Trauer Ode BWV. 198, de treurmuziek voor de Poolse koningin, en de cantate Widerstehe doch der Sünde BWV. 54. Soms wordt ook muziek uit de Markuspassie van Reinhard Keiser gebruikt.
In eerdere opnamen van dit werk gebruikte Ton Koopman in 1992 een eigen reconstructie (Erato 8573-80221-2), Hans Gerhard (Eres 24) in 1996 een onbekende (Hellmann en Glöckner?) (Eres 24) en Roy Goodman in 2002 de reconstructie door Simon Heighes (Brilliant Classics 99049).
Hier is de reconstructie door Alexander Grychtolik en Jordi Savall aan de orde. Daarbij gingen ze uit van de versie 1744 en werd voor de recitatieven gebruik gemaakt van de aangepaste noten uit de Matthäus.
Terecht gebruikt Savall een ensemble van geringe omvang; in hoeverre het ‘authentiek’ is, lijkt een niet te beantwoorden vraag. Laten we zeggen: zo zou de passie in Bachs tijd geklonken kunnen hebben.
David Szigetvári is de evangelist en zijn honingzoete tenor is een genoegen om aan te horen. Met veel aandacht voor de tekst is hij ontroerend. Konstantin Wolff met zijn stevige bas is een imposante Christus in zijn ariosi.
De twee sopraanaria’s worden in stijl en met enige bravura gezongen door Marta Mathéu, de beide lange altsoli door de stijlvolle, open countertenor Raffaele Pè. De goede tenor Reinoud van Mechelen heeft minder te doen. Ook begin- en slotkoor en de koralen klinken goed en helder door discipline en een kleine bezetting. Maar eigenlijk is het Le concert des nations dat de meeste eer verdient. Jordi Savall beheerst de gang van zaken volledig, maar hij kan dit werk ook niet tot de meest geslaagde van Bach opwaarderen.
Interessant is natuurlijk wel om de vier opnamen eens grondig met elkaar te vergelijken.