Bach, J.S.: Suites voor luit nr. 1 in g BWV. 995, 2 in e BWV. 996 3 in c BWV. 997 in E BWV. 1006a. Franz Halász (git). BIS SACD 2285 (82’45”). 2018
Of de omschrijving van deze werken als ‘luitsuites’ correct is, was lang punt van discussie, maar een ‘ja’ is zeker gerechtvaardigd. In de praktijk doet het er ook niet zoveel toe want in de praktijk weden ze op een veelheid van getokkelde instrumenten gespeeld - van klavecimbel via luitklavecimbel tot gitaar en mogelijk zelfs mandoline.
Een ‘gewone’ gitaar met 6 snaren is een baritoninstrument maar is feitelijk aan de baskant niet groot genoeg van bereik om in de praktijk compromissen te vermijden. Vandaar dat nogal eens instrumenten met meer snaren worden gebruikt.
Srefan Schmidt (Naïve V 4861) gebruikte zelfs een gitaar met tien snaren en vestigde zo een nieuwe norm. De vierextra snaren zorgen voor een steviger baskant en meer resonans dan de vijf van Sölscher (DG 413.719-2) en voorkwamen het gebruik van de linkerhand om snaren neer te drukken.
Franz Halász doet erg zijn best om wat moois van deze werken te maken. Hij heeft een vrij lichte toets en munt uit in de galante loure van BWV 1006a, maar zorgt ook voor ernst in de ongehaaste sarabandes. Hij weet ook wanneer hij versieringen moet aanbrengen en wanneer niet. Hij is spaarzaam met rubati en overtuigt dus als geheel duidelijk.
Voor de echte, originele luitversies kan men het beste terecht bij Konrad Junghänel (RCA RD 77097-2, 2 cd’s).