Beethoven: Gellertliederen op. 48 nr. 1-6; Resignation WoO. 149; An die Hoffnung op. 32; Lied aus der ferne WoO. 137; Maigesang op. 52/4; Der Liebende WoO. 139; Klage WoO. 113; An die Hoffnung op. 94; Adelaide op. 46; Wonne der Wehmut op. 83/1; Das Liedchen von der Ruhe op. 52/3; An die Geliebte WoO. 140; An die ferne Geliebte op. 98 nr. 1-6. Matthias Goerne (b) en Jan Lisiecki (p). DG 483.385-2 (69’04”). 2019
De liederen van Beethoven vormen een ondergeschikt en verwaarloosd deel van zijn oeuvre, hoewel de subtiele manier waarop hij de teksten op muziek zette en de vaak complexe pianobegeleiding de weg voor Schubert en Schumann plaveide. Het bereik van die liederen is breed. Dat gaat van eenvoudige strofische liederen (waarin het muziekmateriaal van vers tot vers wordt herhaald) tot doorgecomponeerde liederen, zoals het quasi opera-achtige An die Hoffnung. En dan hebben we het nog niet eens over de honderd bewerkingen die hij op verzoek van de Schotse uitgever George Thomson van Britse volksliederen maakte. Opvallend is, hoeveel aandacht hij besteedde aan teksten van Goethe. Heel persoonlijk wordt Beethoven in de cyclus An die ferne Geliebte uit 1816. De zes vak gepassioneerde Gellert Liederen worden bijeengehouden door het thema van de deugdzame deïstische God, met het oprecht gemeende ‘Die Ehre Gottes aus der Natur’ als hoogtepunt.
Niet toevallig is de cyclus An die ferne Geliebte niet alleen het persoonlijkst, maar ook het mooist, mede omdat het zestal liederen onderling is verbonden door korte tussenspelen die telkens voor een andere lichtval zorgen. Het zijn liederen over natuurschoon en berusting in het onvermijdelijke.
De stem van Matthias Goerne is ideaal geschikt voor dit materiaal en wat dat betreft sluit hij in deze intieme uitingen goed bij Fischer-Dieskau en Genz aan. Luister bijvoorbeeld naar het vrolijker Maigesang.
In Jan Lisiecki vond hij een heel congeniale begeleider.