CD Recensies

BRIDGE: PIANOTRIO NR. 2

Bridge: Pianotrio nr. 2 H. 178; Brahms: Pianotrio nr. 1 in B op. 8. Misha Namirovsky (p), Tessa Lark (v) en Deborah Pae (vc). TXT TXA 18104 (68’14”). 2018

Met zijn Phantasy Pianotrio uit 1907 won Frank Bridge een luttel bedrag tijdens het Cobett concours. Dat zou waarschijnlijk moeilijker zijn geweest met het Tweede Pianotrio uit 1929 dat minder toegankelijk is. Dat het ook een ‘Masterpiece among peers’ is volgens de titel van deze cd, probeert het uit Misha Namirovsky , Tessa Lark (v) en Deborah Pae (vc) bestaande Namirovsky trio aan te tonen. Om te beginnen door er alle mogelijke samenhang in te brengen en de muziek letterlijk dichterbij te brengen. Dan zou het toch een meesterwerk zijn, zoals commentatoren en zijn biograaf Anthony Payne beweren. Het H. nummer van dit werk is ontleend aan de Hindmarsh lijst. 

Toch heeft het nooit aan opnamen van dit werk ontbroken, Er er is zelfs een uit 1963 van Menuhin, Gendron en Britten (wiens leermeester Bridge was) (BBC BBCL 4134-2).

Het Namirovsky trio doet er met vurig spel vol intensieve fantasie en warme gloed alles aan om het lastige karakter van deze compositie weg te nemen.

Met Brahms’ Pianotrio nr. 1 uit 1854/1889 komen we in bekender vaarwater. Het is bekend dat Brahms veel jeugdwerken vernietigde omdat hij er niet tevreden over was. Het Pianotrio nr. 1 ontkwam aan die strenge zelfcensuur. Het was zijn eerste gepubliceerde kamermuziekwerk, ondanks kritiek van Clara Schumann. Later bracht hij nog wat wijzigingen in net vierdelige werk aan op verzoek van uitgever Simrock.

Het is vooral de verdienste van pianist Misha Namirovsky die sinistere details in de subtiele passages van het scherzo aanbrengt dat deze uitvoering zo goed is geslaagd. Een goede interne balans en klankvermenging zijn andere pluspunten. Simpel een kwestie van afgewogen en geëngageerd musiceren en daarmee vrijwel op één lijn komen met het Florestan trio (Hyperion CDA 6751). Blijven alleen Pires, Dumay en Wang (DG 447.055-2) en Katchen, Suk en Starker (Decca 421,152-2) als voornaamste rivalen voor wie liever beide Pianotrio’s van Brahms samen bij elkaar heeft.