Bruckner: Ouverture in g WAB. 98 (bew.); Mars WAB. 96 (bew.); Orkeststukken nr. 1-3 WAB. 97 (bew.); Symfonie nr. 00 in f Studiesymfonie WAB. 99 (bew.). Rudolf Innig (org). MDG MDG 917.2174-5 (70’24”). 2019.
Is het eigenlijk niet merkwaardig dat Bruckner die tijdens zijn tien jaar in St. Florian zeer gewaardeerd werd als organist slechts zeven orgelwerken schreef (een paar verloren geraakte niet meegerekend) en maar symfonieën bleef componeren die vooral veel kritiek oogstten. Dat hij bij zijn orkestwerken vaak vanuit het orgel heeft gedacht, lijkt logisch.
Daarom is het niet zo gek dat Rudolf Innig op het Goll orgel van de Marktkerk in Hannover met veel zorg voor stijl, detail en kwaliteit wat vroege orkestwerken terugvertaalt naar het orgel. Daarvoor stond hem een machtig instrument met vier manualen ter beschikking. Het resultaat klinkt machtig en imposant en doet de componist langs een omweg haast meer recht dan de originelen. Leg er de Symfonie, die in 1863 ontstond, in de opname van bv. Simone Young (Oehms OC 686) maar eens naast. De Ouverture (met piccolo staar erbij vermeld) is uit 1862, net als de Mars en de drie Orkeststukken (die in het Kitzler Studienbuch terecht kwamen).