Bruckner: Symfonie nr. 7 in E (bew. Stein/Eisler/Rankl); Mahler: Symfonie nr. 4 in G (bew. Stein). Christiane Oelze (s) met het Thomas Christian ensemble. MDG MDG 603-2127-2 (2 cd’s, 1u., 55’18”). 2004
Ook een vette kluif als Bruckners Symfonie nr. 4 uit 1883 wist het drietal Erwin Stein, Hanns Eisler en Karl Rankl van de Weense Verein für musikalische Privatausführungen in 1921 tot een hapklare brok voor klarinet, hoorn, strijkkwartet, contrabas, piano en 4-handig harmonium te maken. Dat zal het massieve werk voor velen verteerbaarder maken. Vorm, structuur, melodiek en thematiek zijn intact gebleven en alleen in menig opzicht - herleid tot de essentie - helderder geworden. De enige vreemde eend in de bijt is het harmonium met zijn wat zeurderige klank.
In hetzelfde jaar kreeg Mahlers Symfonie nr. 4 uit 1901 een beurt van Strein. Die bracht de orkestratie terug tot fluit, hobo, klarinet, strijkkwartet, contrabas, piano, harmonium en slagwerk met vergelijkbaar resultaat en als bijvangst voor de sopraan in het laatste deel dat ze niet tegen een heel orkest hoeft op te tornen. Dat deed ze vijf jaar later wel met succes in de opname met het Gürzenich orkest o.l.v. Markus Steinz (Oehms OC 649) en in 2014 nam ze nogmaals Mahler IV/Stein op met Christian en Tanja Tetzlaff e.a. (AVI 855.3334). Daarmee behoort ze tot de zangeressen die het werk uitstekend van alle kanten kent en dat is te horen. Ook de instrumentalisten leveren voortreffelijk werk en de opname is zoals steeds bij MGD puik.