CD Recensies

BEETHOVEN: SYMFONIEËN NR. 1-9, CONCERTGEBOUWORKEST MET 9 DIRIGENTEN

Beethoven: Symfonieën nr. 1-9. Symfonie nr. 1  Concertgebouworkest o.l.v. David Zinman (2010), nr. 2 o.l.v. Leonard Bernstein (1978), nr. 3 o.l.v. Nikolaus Harnoncourt (1988), nr. 4 o.l.v. Herbert Blomstedt (2003), nr. 5 o.l.v. Mariss Jansons (2008), nr. 6 o.l.v. Roger Norrington (2004), nr. 7 o.l.v. Carlos Kleiber (1983), nr. 8 o.l.v. Philippe Herreweghe en nr. 9 met Roberta Alexander (s), Jard van Nes (a), Horst Laubenthal (t) en Leonard Mróx (bs) en het Koor van het Concertgebouworkest o.l.v. Antal Doráti (1985). RCO LIve RCO 19005 (5 cd’s, 5u. 40’36”). 1978/2010
 
Als tiener zat ik eind jaren veertig al gekluisterd aan de (middengolf) radio wanneer ieder voorjaar aan het eind van het concertseizoen in Amsterdam de vaste Beethovencyclus plaats vond. Na mijn militaire diensttijd in 1955 heb ik er enige bijgewoond. Die traditie werd gestaakt en vandaar dat deze cyclus bestaat uit een aantal afzonderlijke uitvoeringen uit de jaren tussen 1978 en 2010.
Voor zijn bijdrage aan het Beethovenjaar 2020 besloot het Concertgebouworkest een Beethovencyclus samen te stellen met opnamen uit de periode 1978 tot 2010 van negen dirigente. De keuze zal best lastig zijn geweest en wat natuurlijk meteen opvalt, is het totaal ontbreken van Bernhard Haitink. Die nam in 1986 de Symfonieën nr. 5 en 7 op (Philips 420.540-2), in 1988 Symfonieën nr. 5 en 6 (Philips 442.404-2), Symfonieën nr. 1-4 en 8 (Philips 416.822-2) en Symfonie nr. 9 met Janet Price, Birgit Finnala, Horst Laubenthal, Marius Rintzler en het Koor van het Concertgebouw (Philips 426.744-2).
In 1976 was er van hem al een cyclus met het Londens filharmonisch orkest (Philips lp 6747-307) die op Decca werd heruitgeven en uit 2006 een met het Londens symfonie orkest LSO Live KSO 0589) die geen succes was, maar die kwamen natuurlijk niet in aanmerking. Dat Haitink op het appèl ontbreekt, schijnt me op eigen verzoek te zijn omdat hij niet helemaal gelukkig was met zijn resultaten. De strubbelingen tussen chefdirigent en orkest waren bekend in de late jaren 1980. 
In het nieuwe door Daniël Esser en Lodewijk Collette samengestelde album wordt gebruik gemaakt van meest niet eerder gepubliceerde opnamen. Er zijn drie opnamen bij die de uitgave de moeite waarde maken: voorop nr. 7 met Carlos Kleiber (hoewel diens Weense studio-opname uit 1983 nog wat intenser was (DG 415.862-2). Dan een ideaal afgewogen nr. 5 van Mariss Jansons en nr. 6 met een schilderachtige nr. 6. Wie veel van Harnoncourts Eroica had verwacht, kan lichtelijk worden teleurgesteld door zijn wat  ambivalente interpretatie. Ook de levendige nr. 8 van Herreweghe treft aangenaam, de rest is niet zo opvallend of bijzonder. Wel valt nog het mooie aandeel van Roberta Alexander en Jard van Nes in nr. 9 op.
Of deze uitgave echt attractief is, moet ieder voor zichzelf bepalen.