Wagner: Ouverture Die Meistersinger von Nürnberg; Bruckner: Symfonieën nr. 2 in c WAB. 192 en 8 in c WAB. 108. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Andris Nelsons. DG 483.9834 (2 cd’s, 2u. 30’35”). 2019
Ware Brucknerianen zullen allereerst willen weten welke versies Nelsons gebruikt. Voor Symfonie nr. 2 is dit de tweede versie 1877 in de uitgave van Carragan uit 2005, voor nr. 8 de versie 1890 van Nowak.
Dat heeft vooral in nr. 2 voordelen omdat het werk daardoor langer wordt met een prachtige hoornsolo aan het eind van het adagio (later veranderd in andante) en 250 maten met coupures ongedaan worden gemaakt
Nelsons weergave van deze werken in non-intervenistisch, Meteen in de ‘Pausensinfonie’ krijgen de rusten alle aandacht, maar worden structuur en vorm ook heel goed belicht in een natuurljk vloeiende vertolking. De stevige greep op de finale is gunstig, want dat deel kan makkelijk diffuus en fragmentarisch klinken. Hier gelukkig niet.
De Symfonie nr. 8 wordt door Nelsons voorgesteld als een reis uit het donker naar het licht. De duistere ideeën uit het eerste deel worden triomfantelijk weggeblazen in de finale. Daarvoor zorgt de dirigent heel bekwaam. Er zijn momenten vol verinnerlijking en mysterie tegenover passages vol pracht en grandeur zoals de componist dat verwacht
In beide Symfonieën brengt Nelsons verder ook mooie dynamische schakeringen aan en zorgt hij voor urgentie. Het traditierijke orkest uit Leipzig staat hem geheel ten dienste en vanaf zijn plaats naast God lacht Karajan welwillend voor dit heel mooie resultaat.
Wie wil vergelijken, zou naast Karajan (DG 415.988-2) en Muti (DG 479.8180) en voor nr. 8 Karajan (DG 427.611-2) en Thielemann (Sony 1943.78658-2) te proberen. Hiermee is Nelsons’ complete Brucknerreeks een eind op weg na nr. 3 (DG 479.7208), 4 (DG 479.7577), 6 en 9 (DG 483.6659). Opvallend zoveel Brucknertroeven in de loop der jaren in handen heeft.