CD Recensies

BARTÓK: WONDERBAARLIJKE MANDARIJN, CONCERT VOOR ORKEST, ORKESTSUITES E.A., DAUSGAARD

Bartók: Orkestsuite nr. 1 op. 3, Sz. 31, BB. 39; Concert voor orkest Sz. 116, BB. 123. BBC Schots symfonie orkest o.l.v. Thomas Dausgaard. Onyx ONYX 4210 (77’30”). 2019
 
Bartók: De wonderbaarlijke mandarijn op. 19, Sz. 73, BB. 82; Hongaarse boerenliederen nr. 1-8 Sz. 100, BB. 107; Orkestsuite nr. 2 op. 4 ‘Serenade’, BB 40. BBC Schots symfonie orkest o.l.v. Thomas Dausgaard. Onyx ONYX 4213 (72’49”). 2018
 
De ‘pantomime grotesque’ in één bedrijf De wonderbaarlijke mandarijn uit 1924 was Bartóks tweede theaterwerk na De houten prins uit 1917. Het scenario weerspiegelt de invloed van de zwijgende film op de culturele  ontwikkelingen na W.O. 1 en onderzoekt de spanning tussen grenzeloze onschuld en de corrupte stedelijke maatschappij.
Het sensationele verhaal speelt zich af in een drukke stad. Drie ongure types en een prostituee bewonen de bovenste etage van een woonkazerne. De prostituee lokt drie klanten binnen en bedrijft de liefde met hen. De criminelen willen haar klanten bestelen. De eerste is een sjofele oude schuinsmarcheerder; van hem is niet veel te halen, dus gooien ze hem van de trap. Hetzelfde lot treft de tweede klant, een verlegen, arme jongeman. Dan verschijnt een mandarijn wiens gezicht de boeven niet bevalt en wiens verschijning ook de prostituee niet aanstaat. De criminelen beroven hem, maar wanneer hij zich verzet, doen ze drie pogingen om hem te vermoorden. Tot hun ontzetting overleeft de mandarijn wurgpogingen en steekwonden. Vervolgens hangen ze hem op aan een kampfitting, maar dan begint zijn lichaam groenblauw licht uit te stralen (een passage die in de muziek wordt weergegeven door een griezelig zingend woordloos koor. Uiteindelijk sterft hij wanneer de prostituee hem in haar armen neemt en zijn wonden gaan bloeden. 
Het libretto hiervoor is gebaseerd op een eenakter van Melchior Lengyel die zich in allegorische termen beriep op de zogenaamde ‘witte terreur’ tijdens de heerschappij van Bela Kun.
Thomas Dausgaard, die bezig is om de volledige orkestwerken van Bartók op te nemen, vertelt dat de autoriteiten het erk sterk censureerden voordat het in 1926 in Boedapest in première ging. Hij herstelde de geschrapte passages in ere. Misschien had zijn uitvoering nog wat feller en ruiger mogen zijn (vergelijk met Dorati, Decca 411.894-2, Abbado, DG 410.598-2, Boulez DG 447.747-2, Solti, Decca 436.753-2, Fischer, Philips 454.430-2 en Gardner, Chandos CHSA 5130), maar in andere opzichten is deze ook heel geslaagd.
De beide Orkestsuites uit 1905 en 1907 (herzien 1943) behoren tot de vroege werken van de componist en zijn nog in romantisch-nationalistische stijl en rijk georkestreerd.
Omdat Bartók tijdens de eerste Wereldoorlog niet in militaire dienst hoefde, had hij de tijd om toen zijn volksliedverzameling aan te vullen met 15 korte pianostukken onder de titel Hongaarse boerenliederen. In 1933 orkestreerde hij een negental daarvan die daardoor extra kleur en pit krijgen want daarvoor zorgt het Schotse orkest dat zich op beide cd’s kranig en met gevoel voor Slavische ritmen inzet.
Verder krijgt het Concert voor orkest een zeer presentabele verklanking, al wekten Solti (Decca 478.3706), Fischer (Philips 476.7255) en Reiner (RCA 09026-61504-2) daarin een nog wat krachtiger indruk.