Boulez: Livre pour quatuor révisé. Diotima kwartet. Megadisc MDC 7796 (45’47”). 2014
Dit werk werd nooit zo vaak herzien en uitgebreid als sommige latere composities, maar Boulez’ enige Strijkkwartet bleef ineen toestand van voortdurende nadere beschouwing gedurende zin zestig laatste levensjaren.
Hij begon aan het zesdelige werk als 23-jarige in 1948, kort nadat hij zijn Pianosonate nr. 2 had voltooid. De titel was een eerbetoon aan Mallarmé en diens idee van een boek waarvan de hoofdstukken willekeurig door elkaar konden worden geplaatst.
De bedoeling as dat de delen afzonderlijk konden worden gespeeld en opgenomen.
Het oorspronkelijke manuscript heeft geen maatstrepen, slechts een paar tempo- en dynamische aanduidingen. De bedoeling was om twee versies te publiceren: de oorspronkelijke vorm en aan partituur met tijdsaanduidingen om het beter uitvoerbaar te maken.
Maar in feit werden bij de première in 1955 slechts beide begindelen uitgevoerd en de volledige partituur werd drie jaar later als vijfdelig werk uitgegeven (deel 4 werd weggelaten). Later volgden uitvoeringen van het hele werk, maar in de late jaren 1960 maakte de componist van twee delen een werk voor strijkorkest: Livre pour cordes. Daar bestaat een opname van met het Philharmonia orkest o.l.v. Boulez zelf op Sony in een dikker album.
Vertolkingen van het origineel bleven sporadisch, vooral omdat het werk zo moeilijk uitvoerbaar was; Boulez gaf toe dat het werk was ‘overladen met informatie’. Hij heeft nooit een poging ondernomen om van deel vier een uitvoerbare versie te maken, maar hij zorgde in 2002 en 2012 wel veel voor herzieningen en verduidelijkingen van de andere delen. Dat gebeurde in samenwerking met het Diotima kwartet, dat bestaat uit Yun Peng Zhao en Guillaume Latour (v). Franck Chevalier (va) en Pierre Morle (vc).
In hoeverre dat de echt definitieve versie is, blijft de vraag, maar het werk markeert wel een cruciaal moment in Boulez’ ontwikkeling waarin hij traditionele vormen verwierp en zijn grote voorbeelden Webern en Messiaen fuseerde.
De vertolking door het Diotima kwartet is zo bijzonder, nu eens kil afstandelijk, dan weer prachtig hartstochtelijk, dat we eerdere opnamen van het Parrenin kwartet (Stradivaius STR 10044) en het Parisii kwartet (Assai 22208-2) als achterhaald kunnen beschouwen.