CD Recensies

BEETHOVEN: FIDELIO, JANOWSKI

Beethoven: Fidelio op. 72. Lise Davidsen (s., Leonore), Christian Elsner (t., Florestan), Georg Zeppenfeld (bs., Rocco), Christine Landshamer (s., Marzelline), Cornel Frey (t., Jaquino), Johannes Maria Kränzle, (b., Don Pizarro), Günther Groisböck (bs., Don Fernando) e.a. het koor en orkest van de Staatsopera Dresden o.l.v. Marek Janowski. Pentatone PTC 5186-889 (2 cd’s, (1u., 48’57”). 2020
 
Tijdens het Beethovenjaar had deze Fidelio in de Dresdner Philharmonie moeten worden uitgevoerd en opgenomen, maar daar stak corona een stokje voor. Wel bleek het mogelijk op een gegeven moment met dezelfde uitvoerenden die opname te maken. Alleen lieten de restricties de aanwezigheid van een koor toen niet toe en dus werden het gevangenkoor en de finale later opgenomen.
Het resultaat verscheen nu bij Pentatone op twee sacd's, wat ons de unieke situatie oplevert dat we Lise Davidsen kunnen horen in dezelfde rol waarmee zij onlangs een opmerkelijk onder Sir Mark Elder met ‘Abscheulicher, wo eilst du hin’ opende (Decca 485.1507). Het muzikale verschil maakt het interessant om beide interpretaties in de kast te hebben staan, maar ook het klankverschil is opmerkelijk. 
Allereerst horen we bij Elder meer dramatiek, terwijl de aanpak van Janowski lyrischer, soms bijna kamermuzikaal is. Dat maakt de Leonore van Davidsen introverter, bedachtzamer dan in haar recital waarin niet Beethoven maar de zangeres centraal stond. Ook werd haar stem door Decca directer opgenomen waardoor de klank helderder en kernachtiger lijkt, terwijl bij Pentatone de solisten meer in het totale beeld geïntegreerd werden. Mede door de Dresdner akoestiek klinkt de stem van Davidsen nu iets ronder en en minder geprononceerd, wat die bijvoorbeeld in het recitatief 'Abscheulicher' wat ouwelijker maakt.
Desondanks - en dat valt vooral op bij haar eerste gesproken woorden en het daaropvolgende kwartet - horen we hier eindelijk weer eens een jonge frisse Leonore. Het blijft een travestierol, maar het feit dat Marzelline verliefd op haar wordt, is nu in ieder geval aannemelijker dan bij vertolkingen van duidelijk overrijpe sopranen. (Ik zou Davidsen overigens best wel eens als Octavian willen horen!).
In overeenstemming met wat we van Janowski gewend zijn, klinkt de hele uitvoering overigens lyrischer en minder theatraal dan we misschien gewend zijn. Opvallend is dat daardoor het melodische aspect bijna Italiaans en meer als een Sinspiel aandoet, wat vooral de muziek van het eerste tafereel dichter in de buurt van Haydn brengt. Ook daarna wordt die lijn doorgetrokken, maar bij het optreden van Pizarro gaan de 'dramatische' sluizen even open en het lijkt zelfs of de technici in diens 'Ha! Welch ein Augenblick!' dan met plezier de bassen wat meer ruimte geven. 
In overeenstemming met wat we van Janowski gewend zijn, klinkt de hele uitvoering overigens lyrischer en minder theatraal dan we misschien gewend zijn. Opvallend is dat daardoor het melodische aspect bijna Italiaans en meer als een Sinspiel aandoet, wat vooral de muziek van het eerste tafereel dichter in de buurt van Haydn brengt. Ook daarna wordt die lijn doorgetrokken, maar bij het optreden van Pizarro gaan de 'dramatische' sluizen even open en het lijkt zelfs of de technici in diens 'Ha! Welch ein Augenblick!' dan met plezier de bassen wat meer ruimte geven. 
Ook de slank getimbreerde Jaquino van Cornel Frey en de weinig boerse, bijna elegante Rocco van Georg Zeppenfeld dragen ertoe bij dat het eerste tafereel in sfeer meer een lichte komedie wordt dan een Biedermeier-Singspiel. Daarbij weet Janowski dit eerste tafereel en het minder rustieke vervolg rond Don Pizarro redelijk tot één muzikale wereld te verenigen waardoor het vaak gesignaleerde gebrek aan eenheid tot een minimum beperkt wordt. 
Dat Pizarro's scènes steeds weer zorgen voor een dramatische impuls in deze fraaie maar al met al toch wat concertant klinkende uitvoering, komt vooral op het conto van Johannes Martin Kränzle. In een vocaal uitmuntende vertolking maakt hij het karakter en de drijfveren van Pizarro haarscherp voelbaar zonder ook maar een spoor van 'schurkachtige' overdrijving. Zijn présence is daarbij van dien aard, dat ik meerdere malen het gevoel kreeg dat hij Janowski inspireerde in plaats van omgekeerd.  
Kenmerkend aan de Leonore van Davidsen is dat haar stem niet alleen in beide werelden op haar plaats is, maar dat haar vocale persoonlijkheid haar automatisch in het centrum plaatst, zelfs in scènes met de sterk aanwezige Kränzle. Evenals indertijd de jonge Gré Brouwenstijn lijkt zij een geboren Fidelio en ik hoop echt dat zij de verleiding van Brünnhilde en Isolde nog lang zal weten te weerstaan.  
Met Günther Groisböck is de rol van Don Fernando luxueus bezet, terwijl de nieuwe dialogen zijn rol minder tot spreekbuis van de gevestigde orde maken. (In Leonore, de eerste versie, klonk de stem van de Franse Revolutie nog duidelijk door, terwijl Fidelio werd geschreven ten tijde van het Congres van Wenen, dat erop gericht was de oude orde te herstellen.) Van Christian Elsner horen we verder een mooi lyrische Florestan, die echter in de hoogte aan zijn grenzen zit. Graag had ik Davidsen gehoord in combinatie met een jonge James King, maar helaas ….
De opname, met meer concert- dan theatersfeer, klinkt wat afstandelijk en zelfs een beetje vlak. Daardoor kreeg ik voortdurend de neiging het volume op te draaien, iets wat extra opviel tijdens de vergelijking met Davidsen's Decca-recital. Pas bij de breed uitwaaierende finale kreeg ik de indruk dat mijn luidsprekers zich echt met de klank amuseerden - misschien doordat de koorfinale vier maanden later is opgenomen? 
De dialogen, bewerkt door Katharina Wagner en Daniel Weber, klinken minder pathetisch dan we gewend zijn maar niet echt theatraal. Soms klinkt het zelfs (te) schools en met een volume dat niet altijd in verhouding is met het zangvolume. 
Nieuw is een korte scène van Rocco die na 'O namenlose Freude!' in de kerker terugkeert en vertelt over de lijst gevangenen die de minister bij zich heeft, waarop de naam van Florestan ontbreekt. Overbodig en een onnodige afzwakking van de verrassing van Don Fernando als hij de doodgewaande Florestan ziet! Wel probeert de dialoogversie Pizarro's handelen een fundament te geven, maar het raadsel blijft onopgelost: waarom noemt hij in zijn aria Florestan een moordenaar en zingt hij: 'Nun ist es mir geworden den Mörder selbst zu morden'?
Het cd-boekje blijft bij Pentatone een probleem, alsof niemand begrijpt waarvoor zoiets dient. De leesbaarheid is verbeterd, maar sinds kort wordt het vastgeplakt aan de cd-hoes. Bij een uitgave met één cd levert dat weinig problemen op, maar bij een opera op twee cd's wordt het boekje onderdeel van een driedelige uitklapdoos die je in zijn geheel voor je moet hebben (inclusief eventuele cd's) om een artikel te lezen of het libretto te volgen). Erg onhandig maar de oplossing is natuurlijk simpel: gewoon het boekje even met een mesje lossnijden!
Als geheel kunnen we zeer tevreden zijn met deze productie, maar hij vervangt niet geheel de huidige topopname van Claudio Abbado met Nina Stemme en Jonas Kaufmann die tijdens het Luzern Festival 2010 werd gemaakt (Decca 478.2551).