Bartók: Vioolconcerten nr. 1 op. post., Sz. 36, BB. 48a en 2 Sz. 112, BB. 117. Renaud Capuçon met het Londens symfonie orkest o.l.v. François-Xavier Roth. Erato 2957.0807-2 (60’11”). 2017
Wat in deze vertolkingen vooral opvalt, is de grote toewijding waarmee Renaud Capuçon de solopartijen speelt. Met de techniek heeft hij geen enkele moeite, dus kan hij zich geheel aan de expressie wijden. Een uur lang klinkt zijn spel ook heel spontaan. Meteen de mate van melancholie die hij meegeeft aan het eerste deel van Vioolconcert nr. 1 uit 1908 treft diep. Het brengt de ongelukkige liefde van de componist voor Stefi Geyer terug in beeld. Vreemd eigenlijk dat de première van dit concert moest wachten totdat Hans-Heinz Schneeberger het in 1958 in Bazel uitvoerde.
Vioolconcert nr. 2 uit 1938, dat het jaar daarop door Zoltan Székely (die ook graag tenniste) in Amsterdam werd geïntroduceerd, is altijd bekender gebleven. Zorg over het ook in Hongarije opkomende fascisme tekent het werk. Hier valt vooral de combinatie van grote vitaliteit en kalme berusting van Capuçons voordracht in de finale op.
De begeleiding door François-Xavier Roth met het Londense orkest is een toonbeeld van ondersteuning en muzikaliteit. Zo is deze uitgave heel stevige concurrentie geworden voor de oudere opnamen van Kyung-Wha Chung (Decca 425.015-2), Arabella Steinbacher (Pentatone PTC 5186-350) en Midori (Sony SK 45941). Maar het was vooral Isabelle Faust (Harmonia Mundi HMC 90.2146) die mijn hart stal en dat is nog steeds het geval.
Laten we niet vergeten dat Janine Jansen ook een meesterlijke uitvoering gaf van Vioolconcert nr. 1 (Decca 478.9216).
Hoe dan ook: Capuçon verwerft nu ook recht op een ereplaats op het podium. Hij is het beluisteren zeker waard.