Bellini: Il pirata. Javier Camarena (t., Gualtiero), Marina Rebeka (s., Imogene), Franco Vassallo (b., Ernesto), Antonio di Matteo (bs., Goffredo), Gustavo de Gennaro (t., Itulbo) e.a. met het ensemble van het Teatro Massimo Bellini di Cata o.l.v. Fabrizio Maria Carminati. Prima Classic PRIMA 010 (3 cd’s, 2u. 41’26”). 2020
Met zijn opera Il pirata vestigde Vinzenzo Bellini (1801 - 1835) in oktober 1827, een paar dagen voordat hij 26 werd zijn naam. Het is een opmerkelijke opera omdat het werk reeds vrijwel volledig gevormd, getuigt van zijn bijzondere stijl en zijn preoccupaties.
De handeling - typerend voor de componist - speelt in de dertiende eeuw concentreert zich op een vrouw die zwaar te lijden heeft onder onbetrouwbare mannen. Imogene wordt gedwongen om te trouwen met Ernesto, maar wordt dan plotseling geconfronteerd met haar vroegere minnaar Gualtiero (de piraat uit de titel). Daarna wordt ze langzaam tot waanzin gedreven omdat beide mannen haar beschuldigen van seksuele ontrouw.
Voor psychologische intensiteit wordt gezorgd door de naakte blootstelling van de menselijke stem van Imogene aan de heel extreme expressieve eisen. Maar daar blijkt Marina Rebeka zeer goed tegen opgewassen te zijn. Ze beschikt over heel plooibare coloraturen, een mooi middenregister en een rijp laag. Ze zingt met een mengeling van schoonheid en dramatische intensiteit en toont zo veel gevoel voor theater, vooral natuurlijk in haar waanzinscène.
Ook de schurk bariton Franco Vassallo als Ernesto verdient lof omdat hij zo duidelijk karakter in zijn rol aanbrengt. Gelukkig zijn ook de overige rollen nar behoren bezet. Fabrizio Maria Carminati leidt het geheel in goede banen.
Ter vergelijking zijn er drie opnamen: de oudste van Callas en Ressigno uit Verona ca. 1960 (Verona 28014/5, Melodram MELCD 26013), dan van Caballé (Nuova Era 2207/8) uit 1967 en tot slot van Carmen Giannastasio (Opera Rara ORC 45) uit 2010.
Ik veronderstel dat we nu het beste af zijn met deze nieuwe uitgave.