Bach, C.P.E.: Pianosonates in a H. 247, Wq. 57/2, e H. 66, Wq. 62/12, f H. 173, Wq. 57/6, D H. 286, Wq. 61/2, As H. 31, Wq. 49/2, e H. 281, Wq. 59/1, Rondo in E H. 265, Wq. 57/1, ‘Fantasia’ in C H. 291, Wq. 61/6; ‘Abschied von meinem Silbermannischen Claviere in einem Rondo’ H. 272, Wq. 66, ‘Arioso’ mit 9 Variationen in C H. 259, Wq. 118/10, ‘Marsch’ in G BWV. Anh. 124, ‘Solfeggio’ in c H. 220, Wq. 117/2, ‘Rondo’s in c H. 283, Wq. 59/4, in Bes H. 267, in E H. 274, Wq. 58/3, Wq. 58/5, L’Aly Rupalich’ H. 95, Wq. 117/27; ‘La complaisante’ H. 109, Wq. 117/28; 'Freie Fantasie fürs Clavier' in fis H. 300, Wq. 67, ‘L’Hermann’ H. 92, Wq. 117/23, ‘La Prinzette’ H. 91, Wq. 117/21. Marc-André Hamelin. Hyperion CDA 68381/2 (2 cd ’s, 2u., 20’34”). 2021
Carl Philipp Emanuel Bach (1714 - 1788) was de middelste zoon van Johann Sebastian en componeerde niet alleen, maar schreef ook een essay over de ‘Ware aard van het klavierspel’ in 1753. Zelf stelde hij behoorlijk zware eisen aan de vertolkers van die werken door aan de barokke elegantie daarvan wat meer drama toe te voegen.
In dit recital zijn het vooral de vier laatste werken die de aandacht trekken. Het clavichord was het lievelingsinstrument van deze Bach omdat het hem meer mogelijkheden tot expressie bood. Het ‘Abschied von meinem Silbermannischen Claviere in einem Rondo’ is een kostelijk, helaas slecht 1’22’ durend stuk. Ook de Mars in G is frappant, werd echter in de negentiende eeuw toegeschreven aan zijn vader als onderdeel van het Klavierbüchlein voor Anna Magdalena.
Marc-André Hamelin weet precies wat hij moet doen om deze muziek zoals bedoeld te ‘laten spreken’ in al hun schoonheid en met al hun gratie, zoals ook de dichter Klopstock zich dat voorstelde.
Hij kiest juiste tempi, haast zich nooit, benut pauzes, speelt de ornamenten nauwkeurig en vlot.