Britten: Suites voor cellosolo nr. 1 op. 72, 2 op. 80 en 3 op 87. Quirine Viersen. Globe GLS 5259 (68’34”). 2013
Britten heeft al zijn cellowerken geschreven voor zijn goede vriend Rostropovich. Omgekeerd heeft deze enigszins zijn stempel op deze composities gedrukt. De drie Cellosuites ontstonden in respectievelijk 1964, 1967 en 1972, ma ar Rostropovich nam slechts de eerste twee op (Decca 421.859-2). Tot de overigen die de drie composities opnam, behoort ook Pieter Wispelwey (Channel Classics CCS 17198). Er is ook een fijne opname van Steven Isserlis (Hyperion CDA 68373).
Maar ook deze versie van Quirine Viersen is interessant omdat ze de barokkanten van de muziek laat meespreken in haar zeer heldere en nauwkeurige voordracht die een weldaad is voor deze complexe muziek. Ook de lyriek komt niet tekort.
Haar toon is heel mooi in de lange melodielijnen. Meteen in het eerste deel van Suite nr. 1 ‘Canto primo’’, wordt dit mooi aangetoond. Maar ze is even goed in het vierde deel, ‘marcia’ en het virtuoze ‘moto perpetuo’ van de finale.
Eenzelfde soort contrasten vinden we terug in Suite nr. 2: een melancholieke fuga en andante lento (‘dolente’) en een vrij wild scherzo. De ‘ciaccona’ tot slot klinkt duister en intensief.
De negen delen van Suite nr. 3 zijn verenigd door vier Russische elementen: ‘Kontakion’ (hymne voor de doden) en drie van Tchaikovsky’s volksliedbewerkingen. Viersen is op haar expressiefst in het derde deel, canto.
Viersen is een ideale gids in deze muziek. Hooguit mist ze iets aan pathos, maar daar hoeven we niet rouwig om te zijn, want verder vertoont ze veel affiniteit met het gespeelde.