Beethoven: Christus am Ölberge op. 85. Pavlo Breslik (t., Christus), Elsa Dreisig (s., serafijn), David Soar (bs., Petrus) met het Londens Symfonie orkest en -koor o.l.v. Simon Rattle. LSO LSO 0862 (45’22”). 2020
Beethovens uitstapje naar de oratoriumwereld met Christus am Ölberge vond in 1803 plaats toen hij voor het Theater an der Wien werkte en het werd daar samen met de Symfonie nr. 2 en het Pianoconcert nr. 3 in april dat jaar voor het eerst uitgevoerd. Destijds was het werk redelijk succesvol, maar na zijn dood daalde de belangstelling.
Enerzijds wordt hier teruggekeken op de oratoria van Händel en Haydn, anderzijds wordt een blik vooruit geworpen op Leonore. Het werk op libretto van Franz Xaver Huber werd met enige haast geschreven. De tekst van Huber is geen literair meesterwerk, maar geeft wel een goede indruk van deal te menselijke, intieme sfeer waarin Christus die avond verkeerde. Het leidt tot heel communicatieve en geïnspireerde muziek.
Existentiële kwesties speelden een grote rol voor de componist zoals het Heiligenberger Testament aantoont. Zijn toenemende doofheid baarde hem zorgen.
Het libretto vraagt om drie solisten. Beethoven laat Christus niet door een bariton, maar door een tenor zingen; de rol heeft zeer kwetsbare en heroïsche menselijke trekken. De tweede uitgebreide solistisch rol is voor de sopraan als serafijn (Jezus’ beschermengel). De baspartij is vrij klein, want deze zanger is alleen tegen het einde te horen.
Het koor vertolkt verschillende rollen van engelen tot de soldaten die Jezus arresteren. Deze over enige avonden verdeelde ‘live’ opname is de achttiende en meteen de beste. Dat is niet alleen aan Simon Rattle en zijn orkest te danken, maar vooral aan de Frans-Deense sopraan Elsa Dreisig die haar rol werkelijk als een toegewijde, zorgzame beschermengel zingt.