Bruckner: Symfonie nr. 7 in E WAB. 107. Gürzenich orkest Keulen o.l.v. François-Xavier Roth. Myros MYR 030 (56’42”). 2019
Mooi beginnend met een pianissimo tremolo van de violen waaruit zich als een boog een akkoord in E ontwikkelt, is deze uitvoering door François-Xavier Roth van de zevende Symfonie van Bruckner meteen op het juiste spoor. Van dit werk bestaan drie versies en daarvan gebruikt Roth de derde uit 1885 in de versie Nowak 2003.
Vergis ik me, of kiezen huidige vertolkers wat vlottere tempi dan vroeger in deze symfonie? Oudere opnamen van Haitink, Celibidache, Karajan, Giulini, Harnoncourt, Jansons en Chailly kwamen uit op 64 tot 69 minuten, Iván Fischer in 2012 op 56 minuten, net als Roth nu.
Toch klinkt het werk mooi afgemeten en geen moment te vlot. Alles klinkt juist en goed beoordeeld van dat gefluisterde begin via het felle, triomfantelijke koperblazers koraal dat daarop volgt en verder tot het grootse slot.
In het eerste deel houdt Roth zijn kruit nog enigszins droog tot het stoere einde. Het adagio klinkt donker en peinzend, maar Roth zorgt ook voor lyrische schoonheid in het met gepast rubato uitgevoerde tweede thema. In de climax valt het goed gedoseerde aandeel van het slagwerk op. Het scherzo is voldoende manisch en opwindend en in de finale, het meest uitdagende deel van deze symfonie, wordt soepel en lenig gespeeld en vormt een degelijke structurele eenheid. Opnieuw imponeert vooral het Keulse koper.
Zo ontstond – een beetje onverwacht – een van de mooiste uitgaven van deze symfonie. Wie wil vergelijken, moet dat doen met Fischer (Channel Classics CCS SA 33714).