CD Recensies

BRAHMS: HOORNTRIO, VAN DER ZWART

Brahms: Hoorntrio in Es op. 40; Vioolsonate nr. 1 in G op. 78; 7 Fantasieën op. 116. Isabelle Faust (v), Teunis van der Zwart (hn) en Alexander Melnikov (p). Harmonia Mundi HMC 90.1981 (79’19”). 2007 

Iedereen die meent dat kamermuziek een overwegend intellectueel medium is, kan van het tegendeel worden overtuigd door deze opname. Het hoorntrio van Brahms vergt vooral van de hoornist een enorme technische beheersing, hier nog des te bewonderenswaardiger gerealiseerd omdat Van der Zwart – zoals door Brahms bedoeld – op een natuurhoorn van Lorenz uit 1845 speelt, Isabelle Faust de Sleeping Beauty Stradivarius hanteert en Alexander Melnikov op een door Edwin Beunk en Johan Wennink gerestaureerde Bösendorfer uit 1875. De combinatie van de drie werken op deze cd mag wat ongewoon zijn, hij is best aantrekkelijk.

In het hoorntrio gaat het gelukkig ook helemaal niet om vertoon van virtuositeit, maar om blijken van muzikale subtiliteit. In het rijke klankweefsel van het werk klinken zowel de gelukkige, door een verblijf in het Zwarte Woud opgedane inspiratie en schoonheid als de uiting van verdriet over de dood van Brahms’ moeder duidelijk doorklinken.

Het bijzondere hier is (voor het eerst op cd?) vanzelfsprekend de inzet van een ongeventileerde hoorn waarmee de gestopte noten waarschijnlijk precies de kleuring aanbrengen die Brahms voor oren stond. Heel knap en mooi gedaan!

Tot de mooiste eerdere opnamen van het trio behoorde de oudere van Tuckwell, Perlman en Ashkenazy (Decca), gevolgd door Orvan, Grumiaux en Sebök (Philips) en de recenter opname in EMI’s debuutserie van Clark, Martin en Govier (EMI).

Er zijn legio opnamen van de 3 vioolsonates die in een latere levensfase ontstonden; de componist was 45 toen hij nr. 1 voltooide. Faust en Melnikov onderstrepen hier vooral de lyriek van het werk. Zij doen dat verder met een grote verscheidenheid van melodieusheid en stemming. Daarbij klinken ze steeds spontaan.

Ook hier hoorden Perlman en Askkenazy (EMI). Frank en Serkin (Decca), Dumay en Pires (DG) tot de besten die deze werken eerder opnamen.

De mooi rond klinkende Bösendorfer is een weldaad in de Fantasieën maar klinkt in de fortissimi niettemin wat bits en in de Vioolsonate een pietsie te prominent. Hier laat Melnikov aan zichzelf overgelaten momenten van tragedie, schemerig mysterie en met  veel spanning doortrokken storm horen. Een hoogtepunt zijn de rustiger momenten van de Intermezzi nr. 2 in a en 6 in E. Vergelijken met bijvoorbeeld Katchen (Decca) heeft ook hier bij dit zo gemengde programma weinig zin.

Deze cd verdient, het moge duidelijk zijn, vooral aanbeveling ter wille van die prachtig uitgevoerde en klinkende hoornsonate.