Badings: Symfonieën nr. 2, 7 en 12. Janaçek filharmonisch orkest o.l.v. David Porcelijn. CPO/Donemus DDD LC 8492 (53'02"). 2006
Badings’ expressionisme
Geoloog, mijnbouwkundig ingenieur, componist: Henk Badings (1907-1987). Die, anders dan zijn in eigen land maar mondjesmaat erkende muzikale profeet Matthijs Vermeulen, meer animo genoot in pak weg, de jaren ’30 tot ‘40. Beiden waren grotendeels muziektheoretisch autodidactisch gevormd maar wat betreft creatieve vaardigheden en eigenzinnige koersen dwars door de gevestigde, traditionele en veilige laatromantische muzikale landschappen, tevens op en top “Einzelgänger”. Of de later ontstane miskenning aan Badings’ wankelmoedige houding tijdens de bezetting moet worden toegeschreven, blijft speculatief. Gebrek aan lef of wellicht vrees voor verlies van zelfbehoud? Wie zal het zeggen? Maar een milder oordeel over deze hoog begaafde muziekvinder moet al lang aan de orde zijn in deze tijd. Dat gebrek aan lef en vrees om verlies van zelfbehoud zijn hem in elk geval als componist niet te verwijten, in tegendeel. Want uit zijn omvangrijke oeuvre, hoe dan ook belicht en beluisterd, springt telkens weer een hoog gehalte aan eigenzinnig, soms grillig muzikaal ordenend vermogen aan de dag, waar je eigenlijk niet om heen kunt. Badings componeerde niet minder dan 15 symfonieen en ca 50 andere orkestwerken, veel kamermuziek in alle mogelijke bezettingen en hij werd bovendien een pionier in succesvolle toepassingen van elektronica, in de muziek o.a. bij Philips. Badings’ orkestwerk werd destijds met name door Eduard van Beinum en het toen nog niet koninklijke Concertgebouworkest, gewaardeerd. Van Beinum had intuïtief de suggestieve en kernachtige zeggingskracht van de expressionisten Badings en Vermeulen met hun op het eerste gehoor weerbarstige en ontoegankelijke melodische en polymorfe orkestwerken in de gaten. En bracht van beiden hun vijfde symfonie tot klinken, in 1949. Van Henk Badings stonden de partijen van zijn 2e symfonie uit 1932 zelfs al in dat jaar op de lessenaars van het Concertgebouworkest onder Van Beinum, waarna ook andere Nederlandse orkesten en dirigenten het symfonisch oeuvre van deze componist in toenemende mate naar waarde wisten te schatten. Maar de grootste waardering voor muziek van Badings kwam van buiten de landsgrenzen, tot de VS toe. De Tweede Symfonie in drie delen uit 1932 is nu bij het voortreffelijke Duitse ontdekkingen-label CPO uitgebracht, in een uitvoering door het Janacek Philharmonisch Orkest van de Tsjechische stad Ostrava, gedirigeerd door onze landgenoot David Porcelijn. Op dit schijfje staat verder Badings’ Symfonie nr. 7, de “Louisville Symphony”, omdat het orkest van deze Amerikaanse stad de componist had verzocht een symfonie te componeren. Het met subsidie van de Rockefeller Foundation in 1954 gecomponeerde werk ging in Louisville in 1955 in première onder leiding van Robert Whitney. In dat najaar dirigeerde Eduard Flipse het Rotterdams Philharmonisch Orkest de Nederlandse première. Het derde en laatste werk op deze cd is de 12e symfonie: “Symfonische Klankfiguren” uit 1964. Het stuk bestaat uit acht sterk uiteenlopende korte, instrumentaal afwisselende episoden die vrijwel zonder onderbreking aan elkaar geregen zijn. Aan het hoofd van het voortreffelijke Tsjechische orkest houdt David Porcelijn een alleszins overtuigend en krachtig muzikaal pleidooi voor deze drie werken van Badings, die daarmee zijn grote, soms gedurfde expressiviteit in een suggestief, soms brutaal, dan wel lyrisch maar altijd veelkleurig patroon van dramatiek en gespannen (on)rust in klank heeft gezet. Een enkele keer lijkt degrens van tonaliteit niet ver weg, maar tegelijk kan worden vastgesteld dat in dit opzicht Vermeulen en Hartmann verder hun nek uit steken dan de overigens heel inventieve, maar zich evenmin snel gewonnen gevende Henk Badings. Herhaald beluisteren van deze muziek maakt haar meer vertrouwenwekkend. Nu maar hopen dat CPO ook andere orkestmuziek van Badings weer gaat openbaren, bv. het vermaarde dubbel vioolconcert dat sinds de opname met Krebbers en Olof bij mijn weten niet opnieuw is ingeblikt.. Ferd Op de Coul