Bach: Mis in b BWV 232 Hohe Messe. Carolyn Sampson, Rachel Nicholls, Robin Blaze, Gerd Türk en Peter Kooy met het Bach Collegium Japan o.l.v. Massaki Suzuki. BIS SACD 1701/2 (107’31”). 2007
Bach: Missen in b BWV 232 Hohe Messe; in F BWV 233, in A BWV 234, in g BWV 235, in G BWV 236; Sanctus in D BWV 238; C.P.E. Bach: Die Auferstehung und Himmelfahrt Jesu Wq. 240. Barbara Schlick, Catherine Patriaz, Agnès Mellon, Hillevi Martinpelto, Charles Brett, Gérard Lesne, Howard Crook, Christoph Prégardien, Peter Kooy en Peter Harvey met het Collegium vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe. Virgin 372.856-2 (5 cd’s, 5u02”16) 1988/91
Met zijn opname van de grootschalige Hohe Messe zet Suzuki een belangrijke volgende stap op weg naar de voltooiing van zijn reeks Bachopnamen. De solistenbezetting is internationaler dan we van hem gewend zijn met de Britten Sampson, Nicholls en Blaze, de Duitser Türk en de Nederlander Kooy.
Waar Gardiner (Archiv) een countertenor als alt inzette, koos Suzuki voor een echte altus (Blaze). Verder is de Japanse dirigent intussen net als Paul McCreesh en Jos van Veldhoven bekeerd tot het minimalisme bij Bach: de 5-stemmige koorgedeelten worden door de solisten ingevuld. Dat kleinschalige verleent een intiem karakter aan de verder erg sober, maar op echt Lutheraanse wijze erg puur, wijdingsvol en opgelegd meditatief klinkende interpretatie, Hooguit had men in een deel als het ’Crucifixus’ op wat meer vocale pracht gehoopt. ‘Et incarnatus est’ daarentegen vormt hier een waardig hoogtepunt. De instrumentale soli zijn fraai verzorgd met voorop de traversobijdragen van Kiyomi Suga, bijvoorbeeld in het ‘Benedictus’.
En dan is daar de afgeprijsde Virginopname van Herreweghe die uit de jaren rond 1990 stamt.
De vier korte, zogenaamde Lutherse missen (ze bestaan louter uit Kyrie en Gloria) zijn gebaseerd op gerecyclede cantatedelen. Herreweghe en de zijnen verlenen deze werken een mooi individueel karakter: de Mis in F BWV 233 klinkt pittig, de Mis in A BWV 234 lijkt met zijn opvallende fluitbijdragen vooruit te lopen op de Verlichting, terwijl de gedateerde polyfonie van de Mis in G BWV 236 juist een getemperde uitstraling bezit. Als extra is er dan nog een los Sanctus en de onbekende, een duidelijk latere stijl ademende Auferstehung van Carl Philip Emanuel. Gekend materiaal uit de tijd toen het voor het eerst separaat verscheen, maar opnieuw aangenaam verrassend. In de korte Missen is Herreweghe fijnzinniger dan Koopman (Erato) en stijlvoller dan Junghänel (Harmonia Mundi). Niettemin blijft hier de Chandos opname van het Purcell kwartet c.s. interessanter en treffender.
Kenmerkend voor zoveel uitvoeringen van Herreweghe is namelijk dat hoe geëngageerd ze ook zijn aan de voortreffelijke stilistische intenties nogal eens afbreuk wordt gedaan door imperfecties bij de uitvoerenden. Hier is bovendien sprake van wat ongeduld. De galmrijke akoestiek van de verschillende kerken en abdijen in België en Frankrijk en van de Parijse Salle Wagram kan dat niet geheel verhullen en zorgt daarnaast voor een gemis aan optimale helderheid. Maar ja: de aanbieding is door zijn aantrekkelijke prijs toch wel de moeite waard….
Zo’n tien jaar later keerde de Belgische dirigent met andere solisten (Johannette Zomer, Véronique Gens, Andreas Scholl, Chistoph Prégardien, Hanno Müller-Brachmann en Peter Kooy) terug tot de Hohe Messe (Harmonia Mundi HMC 90.1614/5). Het klinkend resultaat klinkt dan minder geëngageerd en het ontbreekt wat aan dramatisch en contemplatief instinct. De muziek klinkt in vrij brede, grove streken. Bijzonder is wel de solistische inbreng
Met een prachtig ‘Benedictus’ van Prégardien en een honingzoet ‘Agnus Dei’ van Andreas Scholl.
Wat is samenvattend de discografische situatie rond de Hohe Messe eind 2007? Feitelijk blijft Gardiner (Archiv 425.514-2) de eerste keus, op korte afstand gevolgd door King (Hyperion) en Suzuki.