CD Recensies

BACH, J.S.: HOHE MESSE, VAN VELDHOVEN

Bach: Mis in b BWV 232 Hohe Messe. Dorothee Mields (sopraan), Johannette Zomer (sopraan), Matthew White (altus), Charles Daniels (tenor) en Peter Harvey (bas) met het Ensemble van de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven. Channel Classics CCS-SA 25007 (2 cd’s, 106’15”). 2006

 Hoe de tijden veranderen. Een verschrikkelijke gemeenplaats, maar wie is opgegroeid met de opnamen van Karajan (EMI, 1952), Richter (Archiv, 1961), Klemperer (EMI 1967), grootschalig en met een straalbreking als gezien door een post-Wagneriaans prisma. Het bijna dansante, lichte, elegante begin van het veerkrachtige, gesyncopeerde en haast concertante Gloria van de jonge Karajan hoor ik nog altijd graag 

Toen kwamen de eerste historiserende, kleinschaliger correcties van Harnoncourt (Teldec, 1968) met zijn opvattingen over de Klangrede en de algemeen aanvaarde vorm daarvan via Gardiner (Archiv, 1985) en later in eigen land van Leonhardt (Harmonia MUndi, 1989) en Koopman (Erato, 1994), beleefde een eerste schok met de komst van de destijds onder invloed van Joshua Rifkin ingezette richting van ‘één stem per partij’ door Andrew Parrott (EMI 1985), ook al werd met die opvatting wat vrijmoedig mee omgesprongen door soms toch iets van een klein koor in te zetten.

Ook Van Veldhoven huldigt deze minimalistische opvatting van een zo dicht mogelijke benadering van een ‘hypothetische uitvoering door Bach zelf in Leipzig waar het werk ontstond’ met slechts twee stemmen per koorpartij (waaronder éém altus die in het Sanctus solieert), aangevuld met de solisten. Voordeel is wel dat de contrapuntische lijnen zo heel duidelijk worden en de verstaanbaarheid beter is verbeterd. Daar tegenover staat als nadeel tegenover dat het contrast tussen solo en ripieno wat weinig uit de verf komt bij zo’n kleine bezetting.

Met een treffend, onopgesmukt Kyrie begint Van Veldhoven aan een iconoclastische tocht door dit grootse werk. Het ‘Cum sancto spiritu’ klinkt vrij nadrukkelijk, de Latijnse teksten verliezen iets van hun abstracte schoonheid, maar winnen wat aan lyriek. Het ‘In terra pax’ had wat meer ambitie mogen tonen, net als het ‘Gratias agimus’. Het ‘Crucifixus’ klinkt vrij van zelfbewustzijn, maar haast te mild, ‘Confiteor’ had best wat uitdagender gekund. Tot de geslaagdste delen behoren ‘Osanna’ en ‘Donna nobis pacem’.

Waarom de inzet van twee sopranen wanneer alleen Johannette Zomer in een gevoelig, warm voorgedragen ‘Laudames te’ zo goed voldoet? Meestal wordt het ‘Christe eleison’ namelijk door sopraan en alt gezongen. Helaas stelt de onbekende Dorothee Mields  hier alleen al qua zuiverheid teleur, wat nog erger merkbaar is in ‘Dominus Deus’ Gelukkig kan haar partner, tenor Charles Daniels tonen dat hij heel goed is in het Benedictus. Van de nodige verfijning getuigen ‘Qui sedes’ en het Agnus Dei van de uitstekende altus Matthew White, al mis ik hier de warmte van een vrouwenstem. Een andere uitblinker is bas Peter Harvey in ‘Quoniam’ en ‘Et in spiritum sanctum’.

Het orkest van de Bachvereninging met o.a. een briljante trompetsolist, voldoet uitstekend, de koorleden zingen met gedisciplineerde overgave, maar ze klinken vaak wat eenzaam geëxponeerd en kaal, met name in het ‘Et incarnatus’. Een persoonlijk vrij groot bezwaar is nog

Wat ook aan geringe twijfels mag bestaan over deze uitvoering – waarover diep en consequent is nagedacht - de opname klinkt prachtig helder, met een goede balans, homogeniteit en dieptewerking. De warme, ruime akoestische ambiance van de Amsterdamse Waalse kerk suggereert ook dat het ensemble groter is dan in werkelijkheid. Maar vergelijk liefst met de alternatieven die Gardiner, McCreesh (DG 474.200-2) en de tweede versie van Harnoncourt (Teldec 8573-81036-2) bieden. Vooral ook omdat het goed is om niet eenkennig te worden wat dit werk betreft en enige opties open te houden, ruimte te bieden aan meerdere opvattingen.