Bach: Orgelwerken (compleet). Marie Claire Alain. Erato 2564-69902-8 (15 cd’s, 8u 16’). 1978/80.
In hoeverre had Albert Schweitzer aan het begin van de twintigste eeuw een beslissende invloed op de manier waarop Bachs orgelwerken werden gespeeld? Hij verzette zich tegen het gebruik van ‘fabrieksorgels’ en stond een terugkeer naar de instrumenten uit Bachs tijd voor. Als leerling van Widor in Parijs was hij vertrouwd geraakt met de Franse orgeltraditie. Het technisch mogelijk enigszins begrensde karakter daarvan, maar vooral de terughoudende registratiepraktijk en de gematigde tempokeuze vormden samen met de gedachten van de organist Adolf Friedrich Hesse (1809-1863) uit Breslau een opvatting die een krasse tegenstelling vormde met de in Schweitzers tijd gangbare romantische aanpak van Bachs orgelwerken.
In 1909 slaagde Schweitzer er tijdens een internationaal musicologencongres in om met een paar gelijkgestemde collega’s te komen tot een “internationales Regulativ für Orgelbau”. De gevolgen daarvan waren met Schweitzers verdere naar stijlzuiverheid strevende bemoeienissen en zijn eigen opnamen van grote betekenis voor de verdere ontwikkeling van de Bach interpretatie. Destijds, in de lp era, waren voorbeelden van Schweitzers Bachinterpretatie verkrijgbaar op CBS 78256 en EMI 047-01265 en 047-01554. Op cd leeft het o.a. voort op Beulah 1PD 5, EMI 569.743-2 en Pearl GEMMCD 9959.
In de loop der tijd verschenen natuurlijk tal van integrale opnamen van deze orgelwerken, te beginnen bij de haast al te eenzijdig puriteinse en ascetische Helmut Walcha (Archiv) en de geschakeerder, pluralistische Michel Chapuis (Teldec). Voor een onbetwist hoogtepunt zorgde destijds echter vooral de Française Marie-Claire Alain (destijds op RCA lp’s) met haar naar klankkleur rijkelijk gedifferentieerde interpretaties.
Intussen zijn er toonaangevende opnamen van onder meer Christopher Herrick (CDA, 16 cd’s), Peter Hurford (Decca 444.410-2, 17 cd’s) en Simon Preston (DG 469.420-2, 14 cd’s). Jammer genoeg schijnt Ton Koopman (Teldec. Archiv, Novalis) nooit tot een compleet geheel te zijn gekomen.
Alain ondernam die hele opgave echter nogmaals in de periode mei 1978 tot april 1980 in de nadagen van de elpee, toen voor Erato. Omdat goed gereedschap het halve werk is, koos ze om te beginnen geen romantische Franse orgels (hoewel de beroemde Toccata en fuga in d daarop natuurlijk overweldigend klinkt), maar passende barokinstrumenten, drie in getal: het Schwenkedel orgel uit de Collégiale de St. Donat in het Franse Drôme, het Marcussenorgel in de St. Nikolaikerk in het Deense Kolding en het Metzler orgel in de basilica van Mariastein in Zwitserland.
Het materiaal is keurig systematisch soort bij soort gerangschikt. Zo passeren successievelijk de 6 Triosonates BWV 525/30, de Preludia en fuga’s, de Fantasieén en fuga’s en de Fantasieén, de Toccata, adagio en fuga, de losse Fuga’s, de Canzona, de Aria, de Pastorale, Trio’s BWV 531/91, de 6 Concerten BWV 592/5, het Orgelbüchlein BWV 599/644, de Schübler koralen BWV 645/68, Clavierübung III, BWV 669/89, de KIrnberger koralen BWV 690/713, de diverse koraalbewerkingen BWV 714/765 en de diverse losse werken de revue om het geheel compleet te maken.
Alain voert de luisteraar als een bekwame, uiterst kundige gids langs veelsoortig repertoire van de makkelijk in het gehoor liggende Triosonates en Concerten met hun aansprekende melodiek via de 15 Fantasieën en fuga’s die tot de belangrijkste orgelwerken ooit behoren, de al te menselijke Schübler koralen, de feestelijke, korte stukken uit het Orgelbüchlein, de stoere Toccata’s en de onverbiddelijke fuga’s, de veelzijdige stijlen van de Clavierübung en doet de kleine, afzonderlijke werken niet af als bijzaak.
Fijn dat dit materiaal nu weer volledig en voor een aantrekkelijke prijs ter beschikking is; dat de toelichtingen zeer beknopt zijn: een kniesoor die daarover valt. De opnamekwaliteit is nog heel goed, wat belangrijker is. Wat alleen ontbreekt, zijn de 38 koraalvoorspelen uit de verzameling van 83 dergelijke stukken die Johann Gottfried Neumeister samenstelde. Wie deze wil aanvullen, kan bijvoorbeeld terecht bij Christopher Herrich (Hyperion CDA 67215). Maar als goedkope heruitgave met een logische werkindeling zal deze heruitgave zeker voor oudere bewonderaars van de organiste hoogst welkom zijn.