CD Recensies

BARTÓK: HOUTEN PRINS, DE, FISCHER

Bartók: De houten prins op. 13, Sz 60; Danssuite Sz 77. Boedapest festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Philips 454.429-2 (68’10”). 1996

 

Bartóks ‘dans pantomime’  is een fascinerende partituur, fascinerend als echo van twee vroegere werken: Blauwbaards kasteel en De wonderbaarlijke mandarijn, maar ook als verschil met die werken, bijvoorbeeld in de vorm van blijken van humor en een happy end. Hoewel het werk oorspronkelijk was bedoeld als partner voor Blauwbaard waarmee het voor een avondvullend programma zou zorgen, klinkt het juist als een vroeger werk, dat ook de nodige verwantschap vertoont met Strauss Salome en Schönbergs Gurrelieder.

Fischer maakt die antecedenten hoorbaar, deels met zijn somptueuze orkestklank, deels ook door vlotte tempi te kiezen. Hij neemt meteen Bartóks aanduiding ppp aan het begin in acht en zorgt voor een spanning opwekkend bijna onhoorbare start. Net als in de Mandarijn wordt het object van de liefde, hier een prinses, door een fraai golvende, mooi speelse klarinetsolo uitgebeeld; later maken de saxofoons in de ‘Golvendans’ mooi deel uit van het orkestrale weefsel, terwijl ze toch genoeg solokarakter hebben. De slungelige dans van de prinses en de houten prins middenin het werk is kostelijk en niet nodeloos zwaar of grotesk; de wanhoopsuitbarsting van de ware prins later had echter dramatischer gekund. In het algemeen mist de uitvoering iets van het scherpe profiel dat Boulez in een helderder, nuchterder exposé van het werk gaf (DG 447.747-2), maar de humor, de gratie en de lenigheid van de vertolking uit Boedapest hebben ook wel wat.

De Danssuite is meer dan zomaar een toegift; hij wordt meeslepend, precies en met karakter uitgevoerd en behoort zo tot de betere cd versies.