CD Recensies

BEETHOVEN: PIANOCONCERTEN NR. 1-5, AIMARD, BRENDEL, SCHIFF

Beethoven: Pianoconcerten nr. 1 in C op. 15, 2 in Bes op. 19, 3 in c op. 37, 4 in G op. 58 en 5 in Es op. 73. Pierre-Laurent Aimard met het Chamber orchestra of Europe o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 0927-47334-2 (3 cd’s, 184’). 2001/2

Beethoven: Pianoconcerten nr. 1 in C op. 15, 2 in Bes op. 19, 3 in c op. 37, 4 in G op. 58 en 5 in Es op. 73. Alfred Brendel met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Philips 462.782-2 (3 cd’s, 177’19”). 1997/8

Beethoven: Pianoconcerten nr. 1 in C op. 15, 2 in Bes op. 19, 3 in c op. 37, 4 in G op. 58 en 5 in Es op. 73; Pianosonate nr. 23 in f op. 57 Appassionata. András Schiff met de Staatskapel Dresden o.l.v. Bernard Haitink. Teldec 0630-13159-2 (3 cd’s, 203’22”), Warner Classics 2564-69967-2 (9 cd’s). 1996

 

Intussen zijn Beethovens vijf pianoconcerten zo vaak opgenomen en bestaan er zoveel integrale en losse opnamen van dat van een waar embarras de choix sprake is. Muziekliefhebbers met uitgesproken sym- en antipathieën hebben het ’t makkelijkst: ze kiezen eenvoudig hun lievelingssolist en halen hun neus op voor anderen.

Zo objectief mogelijk beschouwd, werd het veld tot voor kort beheerst door Perahia en Haitink (Sony 44575), Barenboim en Klemperer (EMI 763.360-2) en Pollini en Abbado (DG 439.770-2). Maar ook de historische opnamen van Backhaus en Schmidt-Isserstedt (Decca 433.891-2) en 2x Kempff eerst in 1953 met Van Kempen in mono (DG 435.744-2), later met Leitner (DG 427.237-2) en de waardige, ietwat historisch aandoende van Arrau en Davis (Philips 422.149-2) blijven aantrekkingskracht uitoefenen. Met bovendien nog een mooie uitgave van een handvol andere kandidaten, zoals Ashkenazy, Fleisher, Gulda, Lupu, Uchida, Zacharias en Zimerman lijkt het scala aan diversiteit op dit gebied geheel ingedekt. Is er dan nog ruimte voor echte nieuwkomers als Schiff en Aimard en voor de herhalingsoefening van Brendel?

Ja, als deze binnen de heersende stijlconventies nog wat nieuws en oorspronkelijks te bieden heeft. Laat het maar aan Harnoncourt en – in dit geval Aimard – over om daarvoor te zorgen. Wat is het speciale van hun aanpak? Dat bijzondere blijkt uit hun onbelaste, onbevooroordeelde frisse kijk op deze werken die ze fris en monter aanpakken als waren ze nieuw. Het moet Harnoncourt zijn geweest die dit afgedraaide repertoire in heroverweging nam. Natuurlijk zijn er wat voor hem typische kenmerken – noem het eigenaardigheden – die ter discussie worden gesteld. Maar met het enthousiaste, rank en lenig spelende Chamber orchestra of Europe heeft hij een kneedbaar, volgzaam instrument in de hand waarmee hij voor een pittige, heldere niet te grootschalige invulling van de orkestpartijen zorgt. Hout- en koperblazers kunnen zich op belangrijke momenten ongeforceerd, doch duidelijk melden. Contrasten worden ongegeneerd uitgespeeld. Aan levendigheid geen gebrek, maar in de langzame delen is ook van bezinning, van poëzie sprake. Telkens weer vallen details op die in de meeste gangbare andere vertolkingen niet uit de verf komen.

En Aimard gaat met Harnoncourt mee op onderzoek en ontdekking. Hij speelt vitaal, kraakhelder en integreert zijn soli ook heel mooi. Er is van echte wisselwerking sprake indachtig de opvatting van het begrip concertare als wedijveren. Hij gebruikt gewoon Beethovens eigen cadenzen en alleen die in het eerste pianoconcert is wat tam. Verder louter sprankeling en verbeeldingskracht. De opname is een genot om naar te luisteren. Wat en wie ook van de anderen uw voorkeur had, hier wordt een waardevolle aanvulling geboden, een welkom alternatief.

Dan Schiff. Wie hem vanaf optredens tijdens Gidon Kremers Lockenhaus festivals begin jaren tachtig volgde waar hij zich vooral als Bachvertolker onderscheidde en zijn mooie rijpingsproces op Decca volgde via de reeks Schubertsonates en Mozartconcerten met Végh was getuige van een gestage ontwikkeling in het spel en de opvattingen van de solist die bewondering afdwong. Hier overtuigt hij niet geheel. Het mooist slaagde het vijfde concert in een robuuste, krachtige en in essentie nobele vertolking. Schiff heeft duidelijk de invloed ondergaan van de ‘authentieke’ uitvoeringspraktijk en streeft daarmee een soort fortepiano aanpak na die wel de staccato en sforzato elementen uit deze muziek recht doet, maar tekort schiet op het punt van het visionaire en lyrische. Vreemd genoeg stoort dat niet zozeer in de geconcentreerd uitgevoerde langzame delen, al ontbreekt het in dat lange tweede deel uit het eerste concert wel wat aan fantasie en verbeelding. Elders mist men iets van licht- en schaduwwerking, van bravura. De samenwerking met Haitink is minder naadloos dan in diens opname met Perahia en Brendel. Als geheel is deze set dus niet echt concurrerend, maar het los verkrijgbare vijfde concert  (Teldec 3984-26800-2) is wel de moeite.

Of viermaal definitief scheepsrecht is voor Brendel? Zo’n vijftig jaar geleden nam hij dit vijftal concerten voor het eerst op in Wenen met Boettcher, Mehta en Wallberg als dirigenten (Vox CDX 33502), daarna volgden opnamen in Londen met Haitink rond 1977 (Philips 422.937-2) en in Chicago met Levine rond 1996 (Philips 456.045-2). En nu dus terug in Wenen, maar met een beter orkest, een geavanceerder opnametechniek en een heel begripvolle dirigent.

In al die jaren zijn de opvattingen van de pianist niet drastisch gewijzigd. Nog steeds is de benadering vooral intellectueel met veel energie in de snelle delen en de nodige gevoeligheid in de langzame. Alleen zijn de eigenaardigheden, de willekeur die de voordracht van deze pianist zo vaak kenmerken op een meer uitgesproken manier evident. De opnamen ontstonden kort na uitvoeringen in de Musikverein en maken een goed afgewerkte, behoorlijk ingespeelde indruk en de vertolkingen maken een behoorlijk spontane indruk. Rattle zet de begeleidingen niet te zwaar aan en de opnamen klinken heel dynamisch. Brendel heeft met name in de Angelsaksische muziekwereld een grote  aanhang, maar gezien het heel persoonlijke, voor sommigen wat irritante stempel dat de pianist op de uitvoeringen drukt blijft zijn laatste (?) vooral iets voor zijn bewonderaars.

Best mooi dus, maar in wezen is de versie van Perahia/Haitink (Sony 44575) nog sympathieker en die van Aimard (Teldec 0927-47334-2) verfrissender.