Beethoven; Strijkkwartetten nr. 4 in c op. 18/4 en 14 in cis op. 131. Hagen kwartet. DG 459.611-2 (61’). 1999
Beethoven: Strijkkwartet nr. 13 in Bes op. 130; Große Fuge in Bes op. 133; Mozart: 5 Vierstemmige fuga’s KV 405; Adagio en fuga in c KV 546. Hagen kwartet. DG 471.580-2 (63’30”). 2001
Beethoven: Strijkkwartet nr. 11 in f op. 95 Serioso; Schubert: Strijkkwartet nr. 15 in G D 887. Hagen kwartet. DG 457.615-2 (68’10”). 1998
Of we van het Hagen kwartet ooit een complete serie Beethovenkwartetten mogen verwachten? Een aanzet is er wel en die is ook best veelbelovend. Net als andere jongere ensembles pakken ook deze Oostenrijkers het standaard repertoire met frisse ideeën over bijvoorbeeld de frasering, de dynamiek en de tempi aan. De uitvoeringen maken een vlotte indruk, klinken rank, er komen stevige accenten in voor, het vibrato is afwisselend en het ensemblespel is uitstekend. Jammer hooguit dat niet alle herhalingen in acht worden genomen.
Ook het verschil tussen een vroeg kwartet uit op. 18 en de beide late is uitgesproken. Bij die late is sprake van een grotere intensiteit, maar het spel valt ook op door de enorme zorg voor details. Portamenti, staccati alles is keurig gedoseerd aanwezig. De werken van Mozart klinken passend streng, maar lieflijker. Er is ook voortdurend een onderhuidse energie speurbaar. Vergelijkingen maken heeft hier geen zin, want identieke koppelingen zijn er niet. Maar de muzikaliteit en de stijlgetrouwe verklankingen kunnen keurig op zichzelf staan hier. Feitelijk het mooist van al is echter de uitvoering van Schuberts vijftiende kwartet die herinnert aan wat het Juilliard kwartet vroeger met dat werk deed in een passend kille aanpak die minstens zo’n overtuigende indruk maakt als eerdere opnamen van het Leipzigs kwartet (MDG 307.0601-2), Melos kwartet (Harmonia Mundi HMC 90.1408/9) en het Takács kwartet (Decca 452.854-2).