Beethoven: Vioolconcert in D op. 61; Romances voor viool en orkest nr. 1 in G op. 40 en 2 in F op. 50. Anne Sophie Mutter met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. DG 471.349-2 (64’04”). 2002
Beethoven: Vioolconcert in D op. 61; Mendelssohn: Vioolconcert in e op. 64. Joshua Bell met Camerata Salzburg o.l.v. Roger Norrington. Sony 89505 (70’02”). 2000
Beethoven: Vioolconcert in D op. 61. Romances voor viool en orkest nr. 1 in G op. 40 en 2 in F op. 50. Thomas Zehetmair met het Orkest van de XVIIIe eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 462.123-2 (53’39”). 1997
Net als ‘koffie verkeerd’ kan ‘Beethoven verkeerd’ best een keer lekker zijn, maar een echte vervanging voor een pittige bak koffie kan het moeilijk zijn. Mutter heeft hier tijdens dit ‘live’ in de Avery Fisher hall van het New Yorkse Lincoln Center opgenomen concert alle ketenen afgeworpen die haar in zo’n twintig jaar geleden door Karajan in diens Berlijnse opname met haar als soliste waren omgedaan (DG 412.818-2).
Haar jeugdige eenvoud en onschuld maakten plaats voor een best fascinerende, maar al te gekunstelde manier van interpreteren. Het maakt alles nogal een geaffecteerde indruk met teveel ouderwets portamento, glibbertonen en overdadig vibrato. De tempowisselingen zijn teveel om op te sommen. De cadens van Kreisler wordt als in trance gespeeld, maar pakt niet echt. Met ook allerlei ritmische vrijheden overtuigt de finale nog het meest. Beide Romances komen er relatief beter af en Masur verdient alle waardering voor zijn attente volgzaamheid. Zo werd dit weer zo’n typische uitvoering voor bijzondere gelegenheden, eentje die slecht is bestand tegen herhaald gebruik.
Nee, dan Bell! Ondersteund door Norrington met ‘authentieke’ aspiraties en de Salzburgse kamerorkest Camerata moest hij wel met een soort herziene opvatting komen. En inderdaad zijn toon is kleiner en helderder dan gewoonlijk. Het resultaat van de hele opzet hier is dat alles kleinschaliger en geconcentreerder is en dat resultaat wordt bereikt. Origineel en heel draaglijk zijn Bells eigen cadenzen. Jammer dat het middendeel Beethoven wat onderkoeld klinkt, juist omdat elders van zo’n fraaie licht en schaduwwerking sprake is. Maar nergens zondigt de violist tegen de goede smaak.
Het contrast met zijn eerdere Decca opname van het Mendelssohnconcert (421.145-2) is groot. Over het geheel is ook nier sprake van een wat koelere benadering. Aan originaliteit ontbreekt het niet en het resultaat is zeker de moeite waard, maar niet geschikt voor een toppositie in het dicht bezette veld.
Als het dan al om een zo authentiek mogelijke vertolking gaat, is men bij Zehetmair en Brüggen in uitstekende handen. Misschien ben ik bevooroordeeld omdat ik bijna met klamme handen hun vertolking in Vredenburg hoorde in mei 1997: het was alsof ik daar het werk voor het eerst in zijn ware gedaante ervoer. Het begint al met de in een sneller dan normaal hoge verwachtingen wekkende pauken aan het begin van wat zich ontwikkelt tot een ongewoon contrastrijk en dynamisch eerste deel dat hier zo’n drie minuten korter duurt dan normaal. In het kalm genomen larghetto hoorde ik zelden zoveel nuancen en het laatste deel is dan weer vol vaart en ritmische verve. De beide romances ademen een zelfde oorspronkelijke geest. Dit is – kortom – een versie waar ik steeds dankbaar naar terugkeer, ook al kan hij niet zonder meer de eerste plaats innemen; daarvoor zijn er teveel heel fraaie andere uitgaven.
Te denken valt dan aan de echt traditionele Perlman (EMI 566.900-2), de serene Hahn van hierboven en de avontuurlijke Kremer met Harnoncourt (Teldec 9031-74881-2). En wat Mendelssohn aangaat komen we al gauw terecht bij Mullova (Philips 432.077-2), Lin (Sony 64250) en Chung (Decca 460.015-2).