Brahms: Ein Deutsches Requiem op. 45. Dorothea Röschmann, Thomas Quasthoff, het Berlijns omroepkoor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 365.393-2 (67’07”). 2006
Twee opnamen van dit werk torenden boven de rest uit: de magistrale oude uitgave van Klemperer (EMI, 1961), onontkoombaar, eerbiedig, vrij traag, heel monumentaal met sublieme solobijdragen van Schwarzkopf en Fischer-Dieskau plus het Philharmoniakoor in topvorm enerzijds en als tegenpool de quasi ‘authentieke’ versie van Gardiner (Philips) aan het andere uiteinde van het muzikale spectrum met Margiono en Gilfry als solisten en het ook prachtige Monteverdikoor. Hier is de sonoriteit wat lichter en helderder, de textuur wat lichter. Misschien geen facetten die onmiddellijk op de voorgrond treden wanneer men aan dit werk van Brahms denkt, maar niettemin met grote geldingskracht. De solisten zijn hoogst competent, mar kunnen zich niet meten met die van Klemperer. Wat Gardiner wel deed, is het aantonen van nieuwe perspectieven in een onthullende verklanking.
Het kan haast niet anders of de uitvoering van Rattle neemt een middenpositie tussen deze extremen in.. Voor de solisten hoeft men zijn interpretatie niet aan te schaffen. Röschmann stelt namelijk enigszins teleur met een weinig warme toon in uitgerekend het kerndeel van het werk: ‘Ihr habt nun Traurigkeit’ en van haar vibrato moet men houden. Quashoff is hier evenmin op zijn best te horen. Dat is zeker voor zangers – meer dan voor instrumentalisten – het risico van een zaalopname.
Maar verder alle waardering voor de liefdevolle, mooi uitgewerkte, troostrijke opvatting van de dirigent, de bijzonder mooie nuancenrijke koorinbreng en het prachtige orkestspel. Zo klinkt het werk haast menselijker dan bij de afstandelijker Klemperer en de nuchterder Gardiner. Er gaat een troostrijke werking van deze daardoor alleen al waardevolle interpretatie uit.