CD Recensies

BUXTEHUDE: MEMBRA JESU NOSTRI

Buxtehude: Membra Jesu nostri BuxWV 75; Fried- und freudenreiche Hinfarth BuxWV 76. Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven. Channel Classics CCS SA 24006 (72’25”). 2005

 

Buxtehude’s Membra Jesu nostri (1680) is een cyclus van zeven cantates waarin telkens waardige, devote, expressieve manier een bepaald lichaamsdeel van de gekruisigde Christus wordt aangesproken, van zijn voeten opwaarts tot zijn hoofd. Van het werk bestond al een aantal goede opnamen: Jacobs (Harmonia Mundi), Suzuki (BIS), Fasolis (Naxos), Junghänel (Harmonia Mundi) en – haast het mooist – Gardiner (Archiv).

Daarbij voegt zich nu met succes Jos van Veldhoven die de laatste tijd zijn ensemble bij voorkeur ‘zo klein mogelijk’ houdt. Hier bestaat het uit de zangers Anne Grimm, Johannette Zomer, Peter de Groot, Andrew Tortise en Bas Ramselaar en een elf leden tellend instrumentaal ensemble met aan de continuokant onder andere orgel, klavechord en theorbe.

De dirigent die elders soms op een soort nieuwe zakelijkheid kan worden betrapt, gunt zijn solisten veel expressieve vrijheid en zo wordt de meest melancholieklyrische aard van het werk heel raak getroffen. Het contrapuntische beginkoor ‘Ecce super montes’ klinkt helder en oprecht, ‘Quid sunt plagae istae’ is indringend en fel. De sinfonia uit ‘Surge amica mea’ klinkt mooi rustgevend maar ook sensueel, ‘Sicut modo geniti infantes’ heeft een van mededogen blijkgevende uitdrukking. En ‘Vulnerasti cor meum’ slaagde als instrumentaal intermezzo voor vijf viole da gamba prachtig.

Het solistenkwintet vormt niet alleen een fraai, homogeen geheel, maar verraadt ook individueel hoge kwaliteit. Het resultaat is van dien aard dat een voorkeur voor deze nieuwe versie volkomen is gerechtvaardigd. Als een soort toegift zijn er dan nog twee gedeelten uit de cantate Fried- und freudenreiche Hinfarth die Buxtehude in 1674 na de door van zijn vader componeerde: de eerste twee Contrapuncti “Mit Fried und Freud ich fahr dahin’ en de strofische klaagzang ‘Muß der Tod denn auch entbinden’, door Johannette Zomer prachtig teer voorgedragen.