Bach, J.S.: Mis in b BWV 232 Hohe Messe. Gerlinde Sämann, Patrizia Hardt, Elisabeth Hermans, Petra Noskaiová, Bernhard Hunziker, Christoph Genz, Jan van der Crabben Marcus Niedermeyr en La petite bande o.l.v. Sigiswald Kuyken. Challenge CC 72316 (2 cd’s, 1u 42’02”). 2008
Bach, J.S.: Mis in b BWV 232 Hohe Messe. Lucy Crowe, Joanne Lunn, Julia Lezhneva, Blandine Staskiewicz, Nathalie Stutzmann, Terry Wey, Colin Balzer, Markus Brutscher, Christian Immler, Luca Tittolo met Les musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Naïve V 5145 (2 cd’s, 1u 41’). 2008
Wat geweldig dat vooral grote meesterwerken zo polyinterpretabel zijn. Anders had een recensent weinig te doen en de luisteraar zou veel avontuur missen. Vooral waar het om een groot meesterwerk als Bachs Hohe Messe gaat, is er alle aanleiding om kennis te nemen van verschillende opnamen. Geen enkele individuele uitvoering is haast in staat om volledig recht te doen aan alle aspecten van zo’n werk.
Het argument van één zanger voor elke partij heeft de afgelopen tijd opgeld gedaan en uitvoerenden zowel als luisteraars bemoedigd om opnieuw eens fris en onbevooroordeeld deze muziek te benaderen. Beide dirigenten – Kuyken zet acht zangers in, Minkowski tien voor soli en als koor – behoren nadrukkelijk tot deze ‘mini’ school. Ze doen dat met enige rechtvaardiging, gebaseerd op het beroemde memorandum van Bach aan het Leipzigse stadsbestuur uit 1730 waarin hij zijn eisen omtrent de vocale en instrumentale krachten uiteenzet die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn kerkmuziek.
Hier is in beide gevallen maar een gering of eigenlijk geen verschil tussen de solisten en het ripienokoor. Dat heeft meteen als voordeel dat de integratie van soli en koor vrijwel optimaal is. Voor sommigen zal het een nadeel zijn dat de totaalklank wat ‘kaal’ is. Beide opnamen zijn in 2008 grappig genoeg ‘live’ gemaakt in Spaanse kerken. Minkowski ging naar de beroemde kerk in Santiago de Compostella, Jacobs naar de San Lorenzo de El Escorial. Dat zorgt in beide gevallen nogal voor wat galm, die passend geacht kan worden.
De onderlinge verschillen tussen de vertolkingen zijn groot. Ruwweg levert Jacobs de meer consistente, homogene typisch Luthers-Duitse interpretatie, terwijl Minkowski wat grover, ruiger gedurfder, enthousiaster meer een dramatische heldere Latijnse aanpak huldigt. Voor herhaald gebruik leent Jacobs zich mogelijk beter, maar om zich een keer door Minkowski te laten meeslepen is ook erg de moeite waard.
Voor degenen voor wie het hier bedreven minimalisme nog een brug te ver is, blijft Gardiner (Archiv 415.514-2) de veiligste aanbeveling. Aanhangers van de oude, grootschalige vorm kunnen o.a. goed terecht bij Jochum (EMI 586.537-2).