Bruckner: Symfonieën nr. 3 in d en 4 in Es Romantische. Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO Live 09002 (2 cd’s, 12u 13’52”).2007/8
Hoe breed het repertoire van Mariss Jansons ook is, als Brucknervertolker heeft hij zich nooit echt gemanifesteerd. Maar daartoe krijgt hij nu zowel in Amsterdam als in München alle gelegenheid. Wat Amsterdam betreft, kan hij terugvallen op een sinds Van Beinum en Jochum bestaande vertrouwdheid met het idioom van het orkest, alle verjonging van het ensemble daargelaten. Haitink deed veel Bruckner in Amsterdam, Chailly juist weinig: alleen de Tweede (Decca 436.154-2), Vijfde (433.819-2) en Negende (455.286-2); een aantal andere nam hij in Berlijn op.
De vertrouwdheid met het idioom van het orkest spreekt uit haast iedere maat; het geeft de muziek meteen het juiste profiel, de juiste diepte. Zowel in de greep op het totaal als in de uitwerking van details overtuigt de dirigent en weet hij zelfs interessante eigen initiatieven te ontplooien. De aanpak is kernachtig en gelukkig vrij strak. Luister wat hij doet met het plagerig bevallige polkathema uit de finale van de Derde en de geheimzinnigheid waarvan de Vierde is doortrokken. Vooral het koper weert zich majestueus.
Voor de Derde gebruikt de dirigent de derde uitgave van het werk uit 1889 (jammer genoeg niet die uit 1877, zoals Haitink) in de versie Nowak uit 1958, voor de Vierde de tweede uitgave 1877/8 en de finale van 1880, ook in de versie van Nowak uit 1953. Polyhymnia opnamemensen zorgden voor een volbloedig, royaal klankbeeld waarin het detail soms wat verloren raakt.
Klein bezwaar van deze uitgave is dat beide symfonieën alleen samen verkrijgbaar zijn. Wie nadenkt over de mooiste afzonderlijke opnamen kan voor nr. 3 goed terecht bij Haitink/Wenen (Philips 422.411-2) of goedkoop Tintner (Naxos 8.553454) en voor nr. 4 bij Böhm (Decca 466.374-2), Wand (RCA 09026-68839-2) en Harnoncourt (Teldec 0630-17126-2).