Beethoven: Vioolconcert in D op. 61; Britten: Vioolconcert in d op. 15. Janine Jansen met resp. de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen en het Londens symfonie orkest o.l.v. Paavo Järvi; Interview op dvd (in het Nederlands). Decca 478.1530 (73’27” + 32”). 2009
Wie waagt die wint soms. Er moet moed voor nodig zijn om nu, met al zo’n honderd alternatieven, waaronder heel mooie en belangrijke, nog een opname van het Beethovenconcert te willen maken. Janine Jansen wilde dat duidelijk en Decca dat al jaren geen nieuwere opname dan die van de vergeten Campoli en de bijna vergeten Chung in het magazijn had, zag ook commerciële kansen voor de nieuwe stervioliste. Hoe pakt dat uit?
Heel gunstig, voortreffelijk zelfs. De violiste toont minder eerbied voor de inslag vol romantische eerbied waarmee het werk nog steeds wordt benaderd. Fris, enthousiast pakt ze de solopartij aan zonder dat ze de last draagt van dat rijke solistische verleden van de ongeveer honderd voorgangers op cd.
Naast de vele lyrische, rustige momenten is het vioolconcert namelijk ook best een heldhaftig, openhartig en direct werk. Het kan geen kwaad het eerste deel iets militaristisch mee te geven in de tutti en te zorgen voor extra kleur in de een rondo eigen herhalingen van de finale. Het tweede deel heeft iets passend sereens. Ze komt in het eerste deel bij de inzet haast uit het niets op. De tempi zijn over de hele linie vlot, maar geen moment gehaast. De hoge tessitura van de viool biedt de soliste geen enkel probleem. De dynamische verhoudingen zijn ruim en de soliste kan waar nodig goed gas terugnemen.
Interessant is welke cadens Jansen kiest in het eerste deel (wat gewoontjes Kreisler) en of ze iets bijzonders inlast in de finale. Nee dus, veilig ook Kreisler.
Verstandig is ook samenwerking te zoeken met een kleiner bezet, volgzaam orkest als de Deutsche Kammerphilharmonie die voor een heel treffende, mooi sluitende begeleiding zorgt. Het eindresultaat klinkt niet overdadig groots, maar heeft bij vlagen behalve in de orkesttutti eerder iets kamermuzikaals.
Waaraan het alleen hooguit ontbreekt, is aan een element van blije verrassing, zoals Zehetmair (Philips 462.123-2), Kremer (Warner 0927-49773-2) en heel vroeger Schneiderhan (DG 447.403-2) dat boden.
Natuurlijk blijft de zeer gedistingeerde uitvoering van Perlman/Giulini (EMI 566.900-2) uit 1981 en die van Grumiaux/Davis (Pentatone PTC PTC 5186) uit 1974 die bij de ‘traditionelen’ lang de voorkeur genoten naast de genoemde ‘vernieuwers’ belangrijke cd rivalen. Maar Jansen voegt zich met haar monter frisse, goed doordachte aanpak ook in deze kopgroep.
Er moet ook een voortreffelijke, hooggeprezen opname van Tetzlaff (Arte Nova 82876.76994-2) zijn die hier nogal onbekend bleef.
Het Vioolconcert van Britten staat al enige jaren hoog op het programma van Jansen en ze heeft dit werk als een tweede huid ter beschikking. Wanneer Niet-Engelsen als Lubotsky (EMI), Vengerov (EMI) of Mordkovitch (Chandos) dit werk aanpakken, leidde dit al vaak tot aangename verrassingen. Vooral Vengerov maakte er iets bijzonders van. Bij de Engelsen viel vooral Rebecca Hirsh (Naxos) positief op.
Ook Jansen lukt dat op natuurlijke en spontane wijze. Meteen bij de dolcissimo inzet van een fraaie cantilene weet men dat het wel goed zal komen.. En inderdaad, in de rest van het werk is sprake van veel expressie, waarbij rubati niet worden geschuwd. Maar ook de momenten van temperamentuitingen komen niet tekort. Bovendien klinkt het werk heel doorleefd.
Inmiddels met de dirigent naar Londen verhuisd, valt na Bremen de begeleiding hier bij vlagen wel als wat minder scherp en alert op. Ernstig is dat geen moment En solistisch bezien is Jansen goed voor een toppositie wat de cd versies betreft. Janine heeft het hem dus weer gelapt wat zeker in het Beethovenconcert geen geringe prestatie is.
Vooral voor zwaktalige Nederlandstalige kopers in het aangenaam dat de tekst uit het begeleidende boekje ook in het Nederlands is vertaald en dat als bonus een extra dvd met een interview van 32 minuten in het Nederlands is toegevoegd. Aardig voor haar aanbidders, maar minder belangrijk en onthullend in het algemeen. Bij zoveel positiefs nog één negatieve opmerking: in de popmusic is het usance, maar bij ‘klassiek’ past het niet de naam van de soliste op de cover in grotere letters af te drukken dan die van de gespeelde componist(en).