Bach, J.S.: Mis in b BWV 232 Hohe Messe. Dorothee Mields, Johannette Zomer, Patrick van Goethem, Jan Kobow en Peter Kooij met de Capella Amsterdam en het Orkest van de achttiende eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Glossa GCD 921112 (2 cd’s, 1u 46’21”). 2009
Zoeken naar overeenkomsten en verschillen met de eerdere opname van Bachs Hohe Messe door Brüggen uit maart 1989 eveneens ‘live’ opgenomen, maar toen nog in Utrechts Vredenburg zaliger nagedachtenis. Destijds met de altus Michael Chance en verder Jennifer Smith, Nico van der Meel, Harry van der Kamp en het Nederlands kamerkoor (Philips 426.238-2).
Sinds hij met zijn orkest met open armen in Polen is ontvangen (Werken van Chopin met orkest, Narodowy Instytut) kreeg hij daar de gelegenheid om alweer ‘live’ in de Warschause Lutoslawski studio deze nieuwe opname te maken.
Logisch dat na twintig jaar andere solisten aan bod komen, maar de dirigent hield vast aan een altus. Ook het koor werd ingewisseld en of echt alle orkestleden van toen nu nog actief zijn? Ten minste één ander ding is daarbij veranderd: de uitvoeringsduur die nu een minuut of twee langer is. Veel wijst op een constante opvatting die hooguit nader is gekleurd door de wijsheid der ouderdom. Een gevestigde opvatting die in de loop der tijd steeds meer vaste vorm heeft aangenomen. Van veel nieuwe inzichten wordt geen blijk gegeven en dat is waarschijnlijk maar goed ook.
Het veerkrachtige, mooi gesyncopeerde concertante tweede Kyrie is de inleiding tot een evenwichtige, expressieve reis vol contrasten door het werk. Brüggen weet de Latijnse tekst goed als middel om de abstracte brille en lyriek die inherent zijn aan dit grootse werk te bevrijden. Het ‘In terra pax’ laat een stapsgewijs opgevoerde spanning merken. Iets dergelijks wordt voelbaar in het ‘Gratias agimus. Andere hoogtepinten zijn ‘Qui sedes’ en natuurlijk het Agnus Dei, gezongen door de fijnzinnige altus Van Goethem, verloopt mooi vloeiend. Peter Kooij onderscheidt zich erg positief in ‘Et in spiritum sanctum’; Het ‘Cruxifixus’ verloopt onzelfzuchtig, licht geaccentueerd en de fluit is een genoegen om naar te luisteren. Lof ook voor de briljante trompetten. Het koor, 27 leden sterk, zingt alert en homogeen en zorgt in het bijzonder voor een prachtig ‘Confitebor’; Aan de basso continuokant wordt geen klavecimbel, maar alleen een orgel ingezet. Zo ontstond een naar verwachting heel geslaagd geheel, waar niet alleen de bewonderaars van Brüggen en het orkest erg gelukkig mee zullen zijn. Hoe zou het met zo’n gerenommeerd gezelschap ook anders kunnen.
De objectiviteit gebiedt wel te zeggen dat er natuurlijk al een heel scala aan andere, ook prachtige opnamen van dit werk bestaat en dat deze naar niet met kop en schouders boven uitsteekt. Wie belangstelling heeft voor overeenkomsten en verschillen moet ook eens luisteren naar Gardiner (Archiv), Suzuki (BIS), Hickox (Chandos) en KIng (Hyperion). In het algemeen geldt nog steeds een lichte voorkeur voor Gardiner.