Busoni: Pianoconcert op. 34. Marc-André Hamelin met het Birmingham symfonie orkest en –koor o.l.v. Mark Elder. Hyperion CDA 67143 (73’48”). 1999
Busoni’Pianoconcert is een massieve constructie die van de solist vergt dat hij ruim een uur lang vrijwel ononderbroken speelt en daarenboven in het laatste deel ook nog de strijd aangaat met een mannenkoor en het ongeveer honderdkoppige orkest. Het werk toont Busoni als een toegewijd syntheticus: er schuilt veel Brahms in het stuk (meteen al in het beginthema) en telkens duiken ook Italiaanse ritmen en melodieën op. Elk van de eerste drie delen is opgebouwd rond een volkslied, terwijl het vierde is ontwikkeld vanuit een Napolitaans volksliedje. Feitelijk gaat het om een symfonie met een uiterst bewerkelijke pianopartij.
Voordeel van het gebruikte bronmateriaal is dat Busoni zich hier toegankelijker toont dan gewoonlijk en dat hij grootse melodieën aan de vleugel toevertrouwd en de orkestpartij fraai wist te instrumenteren. De laatste tien minuten van het vijfde en laatste deel in het bijzonder zijn prachtig en het slot daarvan is heel treffend. Gezien de moeilijkheidsgraad, de duur en het grote apparaat aan noodzakelijke musici komt het werk vrijwel nooit op het concertprogramma. Maar juist daardoor is het een ideaal vehikel voor de muziekindustrie.
In 1968 maakte John Ogdon, die bij Egon Petri, Busoni’s favoriete leerling, studeerde een legendarische opname van het concert (EMI 573.857-2). Ook Ohlsson (Telarc CD 80207) overtuigde in hoge mate en verder was daar nog Postnikova (Warner 2564-64390-2). Maar er is haast meer te zeggen voor de minder serieuze aanpak van Hamelin die in het middendeel eerder het understatement zoekt en het grandioze tempert. Nostalgie, ironie, zelfs het geestige krijgen elders de overhand. Dat alles geschraagd door de welsprekende waarlijk romantische geest. Elder geeft de solist waar hij recht op heeft. De opname geeft de vleugel misschien een tikkie teveel presentie maar is verder van zeer goed gehalte.